CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 3 april 1941

 

 

April

 

April loopt een beetje raar te schutteren in de klocht van zijn elf broers en zusteren. 't Is een wordewil, waarvan ge zonder kennis der historie en de boeken der geleerden niet zoudt kunnen zeggen, wat er nog uit groeien zal. 't Kan er recht en 't kan er scheef mee gaan. Gelijk men misschien ook wel van u gezegd heeft toen ge zoo'n slungel waart van een jaar of zeventien... April doet altijd zijn best om heel wat te schijnen. Hetgeen ik een kwaad teeken noem. Tenminste, indien ge een maand moogt meten met den maatstaf, dien ge voor de menschen in uw schrijfbureau bewaart. Komt het soms van dit ijdel streven vandaan, dat juist deze maand zoo weinig "au sérieux" genomen wordt? Door u, door mij en haast door iedereen?... Moet ge er maar een beetje mee aansukkelen om haar te verslijten precies zooals ze in de wereld werd gestooten?... Het lijkt daar veel naar meestentijds!...

Ik kijk nu door mijn raam recht in den April. Waaraan ge dat wel ziet? Ge kunt dat heelemaal niet zien! Wat juist het gekke is van deze maand. Ge weet het enkel slechts in uw verstand. En vanwege de historie met de boeken, waarvan ik u zooëven sprak. Voor mij leeft April gespeend van alle poëzie. Doch ik geef natuurlijk toe, dat Onze Lieve Heer van die zonderlinge kostgangers te Zijnen laste heeft, die met daverende dithyramben het onbeschreven blad papier berooven van zijn maagdelijkheid omdat de bloeddruk van het voorjaar hun te machtig wordt. Wanneer ge leeft buiten de grenzen van den tijd en met uw voeten over wolken schrijdt als wijlen Petrus op de golven van het meer, kunt gij u dat veroorloven. Maar wanneer ge met bei uw beenen op den grond April scherp in zijn oogen kijkt, zult ge moeten zeggen: "'t Lijkt heel wat doch het is niet veel!"

Uw vrouw rakelt nog eens de kachel op... Aan den kapstok in de gang wacht uw overjas als de trouwe vriend, waarmee ge dagelijks verkeert... Ge voelt de kieren van uw raam telkens als er de wind op staat... De witte wolkenschepen liggen opgelegd omdat ze toch niet varen kunnen in een lucht van één pak grauw... Hoe graag ik een gebenedijd woord zeggen wou van April indien ik dacht, dat het u een plukske vreugd gaf, het lukt me niet. April is nu eenmaal nog niet veel. Wat ik ook niet gebeteren kan...

 

CANTECLEER