Nieuwe
Tilburgse Courant - vrijdag 28 maart 1941
De mulder
Met zijn vier vlerken in een kruis
geslagen maalt de molen de winden, die van verre landen
komen aangewaaid - soms als wilde paarden in galop, soms
lijk nauw te vangen briesjes, geblazen door een
engelenmond. Kent ge schooner spel dan dat der viervoets
buitelende wieken van een molen op een hoogen berg met
een groot konijnenhol als poort? Ge ziet het draaien aan
en denkt aan 't kostbaar graan, dat kreunend door
geribde steenen gaat en door een spiegelgladde la als
meel in wit-bestoven zakken glijdt. De mulder keurt het
op zijn hand terwijl het door zijn vingers stroomt. Hij
constateert met vreugd hoe de goede wind zijn werk
verricht. Dan stopt hij welvoldaan zijn pijp en zet
zich, met de handen om de opgetrokken knieën
saamgevouwen, in den hollen boog van 't raam, waarin
door geen bestoven glas het uitzicht wordt belet.
De mulder is verheugd wanneer hij veel te
malen heeft, wanneer er goede winden staan maar ook
wanneer hij zijn blik kan laten uitvliegen over de
wereld, waarin zijn molen koning is. De mulder kijkt
graag alle horizonten af. Dat heeft hij mij wel nooit
verteld en evenmin wellicht aan u maar tóch is het zoo.
Alleen de mulder weet er zelf niets van. Zulke dingen
ziet ge méér. De menschen kennen nog de helft van hun
rijkdom niet. Gij niet, ik niet en de mulder niet. Ge
beleeft dien onbewust alsof het zoo behoort totdat hij u
ontvalt. Doch dan is het meestentijds te laat...
De mulder ziet vanaf zijn hooge post de
spitse torens van de dorpen in het rond, waarvan hij al
de namen kent. Als mensch van honger en van dorst denkt
hij dan misschien aan het stroelend bier, dat tegenover
iedere kerk uit de nikkelen tapkraan loopt... De mulder
ziet echter ook de rechtgesneden plakken grond, waarin
de rijkdom woont; niet die van geel metaal maar van de
groeikracht, welke de vrucht gedijen doet. Recht vooruit
kijkt de grond hem nog met zwarte oogen aan, omdat de
ploeg er pas doorhenen ging, doch ginds zit hij al vol
van zegevierend groen wijl er de winterrog zoo lekker
uit de kluiten schiet. Hier leeft het nieuwe graan, dat
straks naar zijnen molen komt, dat de steenen zal doen
knarsen en de menschen voeden zal.
De boer, die ploegt en zaait en maait
maar hij de mulder maakt het meel met al de kennis van
zijn kunst. Daardoor weet hij zich een niet te missen
schakel in 't geheel. Zoo heeft op aarde elk zijn taak,
van hoog tot laag, in alles wat er moet gedaan: de
mulder, de boer, wij allemaal... En wie zal zeggen, wat
daarvan het meest belangrijk is?...
CANTECLEER