Nieuwe
Tilburgse Courant - woensdag 18 december 1940
IJsbloemen
"De bloemen stonden vanmorgen op het
raam!" zeggen de menschen. Dit beteekent, dat het
gevroren heeft. Nogal flink gevroren! Ge moet hun
evenwel niet vragen nu ook eens wat van die bloemen te
vertellen. Hun oog heeft ze wel gezien, doch hun geest
was op dat uur nog lijk een beslagen spiegel, welke geen
beelden vangt. Des morgens vroeg, wanneer een mensch
niet in zijn schoenen staat, kunt ge van hem ook geen
heldhaftigheid verlangen. Zijn uiterlijke
verschijningsvorm klappertandt wel door de slaapkamer
maar de andere ik is nog niet klaar met zijn afscheid
van het bed. Hoe durft ge het nu vragen, dat hij de
bloemen op zijn ruit met een ontvankelijk gemoed zal
zien! Dat zou een schoone bezigheid kunnen zijn voor de
menschen met een centrale verwarming in hun huis doch
die bezitten nu weer geen ijsbloemen. Zoo is het dus
altijd wat!
Die bloemen worden geboren als het broze
sprookje van een kouden nacht. Ieder ziet de kou,
niemand het sprookje. Zoo verdwijnen de bloemen zonder
dat een menschenhart er vreugde aan beleefde. Nuttelooze
geboorte, nuttelooze dood... Openbloeien om te
sterven... Hier beleeft ge de tragiek van de ijsbloemen,
waarover nauwelijks dichters verzen schrijven. Waarom
zouden ze ook? Het is schooner en aangenamer te
idealiseeren dat wat ge niet bezit dan dat wat ge hebt.
En dichters hebben veel ijsbloemen op hun kamers als ge
tenminste de praatjes gelooven moet, die over hen de
ronde doen.
Wanneer ge kijkt naar de starre decoratie
van de ruit, wandelt ge in een exotisch palmenwoud, in
een spelonk van 't allerreinste bergkristal, in een
fossiel varenbosch van millioenen jaren her. Maar ge
ziet ook hoe die schoonheid al verflenst wanneer uw adem
zich even vastgrijpt aan het glas. En ge weet, dat als
straks de dag een stuk zon op den schouder neemt het
heele wonderbosch in dronken stralen van de ruit zal
stroomen. Dan is het al voorbij... Misschien nog peinst
ge even na, waar toch het vaderland mag zijn van deze
waardelooze bloemen, welke u verlokken doch uit de
handen glippen zoodra gij ze probeert te plukken. Die
wereld ligt hier niet zoo ver vandaan. Ge leeft er
midden in en stoot iederen dag er ergens tegen aan want
het land, waaruit de ijsbloemen stammen, is de wereld
van den schijn...
CANTECLEER