CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 18 december 1940

 

 

IJsbloemen

 

"De bloemen stonden vanmorgen op het raam!" zeggen de menschen. Dit beteekent, dat het gevroren heeft. Nogal flink gevroren! Ge moet hun evenwel niet vragen nu ook eens wat van die bloemen te vertellen. Hun oog heeft ze wel gezien, doch hun geest was op dat uur nog lijk een beslagen spiegel, welke geen beelden vangt. Des morgens vroeg, wanneer een mensch niet in zijn schoenen staat, kunt ge van hem ook geen heldhaftigheid verlangen. Zijn uiterlijke verschijningsvorm klappertandt wel door de slaapkamer maar de andere ik is nog niet klaar met zijn afscheid van het bed. Hoe durft ge het nu vragen, dat hij de bloemen op zijn ruit met een ontvankelijk gemoed zal zien! Dat zou een schoone bezigheid kunnen zijn voor de menschen met een centrale verwarming in hun huis doch die bezitten nu weer geen ijsbloemen. Zoo is het dus altijd wat!

Die bloemen worden geboren als het broze sprookje van een kouden nacht. Ieder ziet de kou, niemand het sprookje. Zoo verdwijnen de bloemen zonder dat een menschenhart er vreugde aan beleefde. Nuttelooze geboorte, nuttelooze dood... Openbloeien om te sterven... Hier beleeft ge de tragiek van de ijsbloemen, waarover nauwelijks dichters verzen schrijven. Waarom zouden ze ook? Het is schooner en aangenamer te idealiseeren dat wat ge niet bezit dan dat wat ge hebt. En dichters hebben veel ijsbloemen op hun kamers als ge tenminste de praatjes gelooven moet, die over hen de ronde doen.

Wanneer ge kijkt naar de starre decoratie van de ruit, wandelt ge in een exotisch palmenwoud, in een spelonk van 't allerreinste bergkristal, in een fossiel varenbosch van millioenen jaren her. Maar ge ziet ook hoe die schoonheid al verflenst wanneer uw adem zich even vastgrijpt aan het glas. En ge weet, dat als straks de dag een stuk zon op den schouder neemt het heele wonderbosch in dronken stralen van de ruit zal stroomen. Dan is het al voorbij... Misschien nog peinst ge even na, waar toch het vaderland mag zijn van deze waardelooze bloemen, welke u verlokken doch uit de handen glippen zoodra gij ze probeert te plukken. Die wereld ligt hier niet zoo ver vandaan. Ge leeft er midden in en stoot iederen dag er ergens tegen aan want het land, waaruit de ijsbloemen stammen, is de wereld van den schijn...

 

CANTECLEER