Nieuwe
Tilburgse Courant - dinsdag 10 september 1940
Boeken
Achter het glas van de kast staan mijn
boeken als soldaten in het gelid. Vele menschen hebben
boeken. Omdat zonder hen de twee gipsen monniken in
bruine pij, die een goede tante ten geschenke gaf, niets
zouden vinden om te steunen. Dit zijn de doode boeken
met een mooien band, die ge vindt op de glaskast van het
salon zooals ge antiek treft in het huis van den
parvenu. Ook sommige menschen hebben boeken. Boeken,
welke niet zwijgend te pronken staan, maar tot u spreken
zoodra ge ze aankijkt omdat ze u wat vertellen moeten.
Dit zijn boeken met een ziel! Ze behoeven geen gouden
band ter bedekking van een geestelijke schamelheid noch
als een uithangbord voor eigen voortreffelijkheid. Ze
dingen niet opdringerig naar de gunst van iedereen, maar
schenken wel gul hun hart aan wie hun stille taal
verstaat en om hun vriendschap vraagt...
Zoo kunt ge peinzen, wanneer ge staat
voor zulk een boekenschat, die de schoonste gedachten
van de beste menschen kent en tevens de voetstappen
conserveert in de baan, waarlangs uw eigen leven is
gegaan. Immers: gij naamt toch niet de telefoon en
spraakt tot uw boekhandelaar: "Vul mij die kast van
zooveel meter plank!" Welneen, gij hebt uw kapitaal, met
zorg en vlijt, in vele jaren tijd, bijeengegaard en
daardoor leeft in ieder boek, tusschen de bezielde
bladen door, nog een afzonderlijke geschiedenis, nauw
verbonden aan die van u zelf. Als het moet kunt ge ze
wel op den tast en met gesloten oogen herlezen van de
planken, want iedere band heeft zijn eigen plaats sinds
ongetelde jaren... En dan vragen sommige menschen nog:
"Wat doet ge toch met al die boeken?"...
Hoe moet ge zulken antwoorden opdat ze u
begrijpen zullen? Wanneer ge dien band neemt met het
vlammend rood, welke ge kocht toen ge pas twintig waart,
kunt ge tot hen toch niet orakelen: "Hier ligt een stuk
van mijn jeugd in mijn hand"... Of bij dien dikken daar:
"Die heeft van mij een mensch gemaakt"... En bij dat
schuchtere verzenbundeltje er naast, waarmede ge eens
dweepte, moogt ge thans toch niet verraden, dat hieruit
een jonge liefde opnieuw voor u openbloeit telkens
wanneer gij dit maar wenscht... Dan lacht ge maar zoo'n
beetje onnoozel alsof ge u zwaar schuldig voelt.
Intusschen echter koestert ge stil het geheim van uw
boeken, waarvan ge er geen een zoudt willen missen, als
een kleinood in het juweelkistje van uw hart...
CANTECLEER