CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 9 juli 1940

 

 

Zonnedauw

 

De dingen, die ver en wijd zijn, noemt de mensch graag schoon! Dat moest zoo eigenlijk niet zijn maar 't is zoo. Vandaar dat een ieder steevast gelooft, dat de dochter van mijn buurman, die in een stad op den anderen hoek van de wereld woont, met een rijken edelman getrouwd is. Als ik u nu zeggen ging, dat in datzelfde verre land het wonder bestaat van een plant, die niet alleen haar levenssappen uit den grond zuigt, zooals dat tot de taak eener ordentelijke plant behoort, maar zich daarenboven nog met vleesch voedt, zoudt gij ook dit zonder tegenspraak aannemen. Ja, gij zoudt er een verre reis voor over hebben om u met eigen oogen te overtuigen. Natuurlijk alles vanwege dat verre land. Maar nu vertel ik u, dat ditzelfde wonder vlak bij uw deur leeft. En daarom zal het voor u wel een openbaring zijn.

Gaat naar dien lap hei aan den zoom van uw stad, dicht bij het ven, waarop als koninginnen met hun hofdames de witte waterlelies en de gele dodders peinzend te pronken liggen tusschen haar eerewacht van fluisterend riet, dat zijn lampepoetsers als lansen beurt. Glibbig-zwart vlakt tusschen hei en gagel een kale plek, waar eens de boer zijn plaggen stak voor het open vuur onder de hooge schouw. 't Is hier, dat het wonder leeft aan uw voet. Ziet het nietige plantje, dat in de boeken der geleerden drosera heet maar dat gewone menschen den zoetvloeienden naam van zonnedauw gaven.

Een rozetje van lepelvormige blaadjes met roode haartjes, die kleverig zijn als een vliegenvanger, zit tegen den vochtigen grond geplakt gelijk een sierlijke broche op de borst van moeder aarde. Die blaadjes zijn ook inderdaad vliegenvangertjes. Zij kleven insecten vast, die zich hier argeloos te rusten zetten, rollen dan langzaam op en zuigen het vliegenlijfje leeg. Hu, wat roofzuchtig en bloeddorstig, niet waar! Toch moet ge er niet kwaad om worden. Ziet eens hoe fier en zelfbewust gelijk een dapper soldaat dat vliegenvangerke zijn bloesemtroske op een spichtig stengeltje als een vaantje de lucht in steekt. Ziet hoe de kleefstof in het bladschoepke glinstert als een druppel late dauw. En wat muziek zingt er niet uit dien naam: zonnedauw!... Hij doet u denken aan het licht, dat leven schenkt en tegelijkertijd aan de mildheid van den nieuwen dag, waarvan altijd de vroege uren in dit rozetje lachen.

Neen, hier staat ge niet voor een roover in de natuur maar voor een verborgen wonder. 't Is waar, het dringt zich niet op gelijk de berg in het vreemde land. Dien kunt ge, al zijt ge nog zoo bot, zelfs met de "sightseeingcar" niet missen. Dit evenwel moet ge zelf ontdekken. En wijl ge dat ook doen zoudt, heeft Onze Lieve Heer u er gisteren aan herinnerd, dat gij twee beenen hebt om te gaan. Stapt daarmee thans door uw wijde land en ontfutsel het zijn geheimen. Ik vraag u dit omdat het in groote tijden zijn nut kan hebben ook naar het kleine te zien. 't Is daarom, dat ik graag over zulke kleine dingen spreek.

 

CANTECLEER