Nieuwe
Tilburgse Courant - dinsdag 9 juli 1940
Zonnedauw
De dingen, die ver en wijd zijn, noemt de
mensch graag schoon! Dat moest zoo eigenlijk niet zijn
maar 't is zoo. Vandaar dat een ieder steevast gelooft,
dat de dochter van mijn buurman, die in een stad op den
anderen hoek van de wereld woont, met een rijken edelman
getrouwd is. Als ik u nu zeggen ging, dat in datzelfde
verre land het wonder bestaat van een plant, die niet
alleen haar levenssappen uit den grond zuigt, zooals dat
tot de taak eener ordentelijke plant behoort, maar zich
daarenboven nog met vleesch voedt, zoudt gij ook dit
zonder tegenspraak aannemen. Ja, gij zoudt er een verre
reis voor over hebben om u met eigen oogen te
overtuigen. Natuurlijk alles vanwege dat verre land.
Maar nu vertel ik u, dat ditzelfde wonder vlak bij uw
deur leeft. En daarom zal het voor u wel een openbaring
zijn.
Gaat naar dien lap hei aan den zoom van
uw stad, dicht bij het ven, waarop als koninginnen met
hun hofdames de witte waterlelies en de gele dodders
peinzend te pronken liggen tusschen haar eerewacht van
fluisterend riet, dat zijn lampepoetsers als lansen
beurt. Glibbig-zwart vlakt tusschen hei en gagel een
kale plek, waar eens de boer zijn plaggen stak voor het
open vuur onder de hooge schouw. 't Is hier, dat het
wonder leeft aan uw voet. Ziet het nietige plantje, dat
in de boeken der geleerden drosera heet maar dat gewone
menschen den zoetvloeienden naam van zonnedauw gaven.
Een rozetje van lepelvormige blaadjes met
roode haartjes, die kleverig zijn als een vliegenvanger,
zit tegen den vochtigen grond geplakt gelijk een
sierlijke broche op de borst van moeder aarde. Die
blaadjes zijn ook inderdaad vliegenvangertjes. Zij
kleven insecten vast, die zich hier argeloos te rusten
zetten, rollen dan langzaam op en zuigen het
vliegenlijfje leeg. Hu, wat roofzuchtig en bloeddorstig,
niet waar! Toch moet ge er niet kwaad om worden. Ziet
eens hoe fier en zelfbewust gelijk een dapper soldaat
dat vliegenvangerke zijn bloesemtroske op een spichtig
stengeltje als een vaantje de lucht in steekt. Ziet hoe
de kleefstof in het bladschoepke glinstert als een
druppel late dauw. En wat muziek zingt er niet uit dien
naam: zonnedauw!... Hij doet u denken aan het licht, dat
leven schenkt en tegelijkertijd aan de mildheid van den
nieuwen dag, waarvan altijd de vroege uren in dit
rozetje lachen.
Neen, hier staat ge niet voor een roover
in de natuur maar voor een verborgen wonder. 't Is waar,
het dringt zich niet op gelijk de berg in het vreemde
land. Dien kunt ge, al zijt ge nog zoo bot, zelfs met de
"sightseeingcar" niet missen. Dit evenwel moet ge zelf
ontdekken. En wijl ge dat ook doen zoudt, heeft Onze
Lieve Heer u er gisteren aan herinnerd, dat gij twee
beenen hebt om te gaan. Stapt daarmee thans door uw
wijde land en ontfutsel het zijn geheimen. Ik vraag u
dit omdat het in groote tijden zijn nut kan hebben ook
naar het kleine te zien. 't Is daarom, dat ik graag over
zulke kleine dingen spreek.
CANTECLEER