Zoals
het beroemde overledenen betaamt, bestaat er ook over de laatste
woorden van Jules Verne onduidelijkheid. Er zijn drie varianten, en
daarvan is de aansporing ‘Soyez bons’, ‘Wees goed’, de
bekendste. Verne’s zuster Marie heeft een minder veredelde
weergave nagelaten. ‘Ik ben zo blij je te zien’, zou Verne kort
voor zijn dood tegen haar gezegd hebben, ‘goed dat je gekomen
bent.’ Daarna pakte ze zijn hand, en haar broer sprak nog maar was
onverstaanbaar. ‘Toen waren er alleen nog maar een lichaam,’
schreef Marie, ‘en een ziel die dat ging verlaten.’
Jules
Verne overleed om acht uur ’s morgens op vrijdag 24 maart 1905, in
zijn woning in Amiens, gesloopt door een slechte gezondheid,
suikerziekte in het bijzonder, voorzien van de laatste sacramenten,
77 jaar oud. In iets meer dan veertig jaar had hij meer dan vijftig
‘Wonderreizen’ geschreven, waarvan een groot aantal klassiek is
geworden: Vijf weken in een luchtballon, Naar het middelpunt der
aarde, De reis naar de maan, Reizen en lotgevallen van kapitein
Hatteras, 20.000 mijlen onder zee, De reis om de wereld in tachtig
dagen… Met onvergetelijke personages als de kapiteins Nemo,
Grant, en Hatteras, ballonvaarder Phileas Fogg en zijn kompaan
Passepartout, Michel Strogoff, professor Aronnax… Verne was al bij
zijn leven de meestvertaalde Franse auteur. In Nederland is naar
schatting duizendmaal een Verne-titel uitgegeven, al dan niet in
verkorte vorm. Toen Verne’s einde naderde, afficheerden Parijse
kranten dagelijks meerdere gezondheidsbulletins. Op 24 maart 1905
kon The New York Times volstaan met de kop: ‘Jules Verne
Dead’. Nog niet zo lang geleden had de Amerikaanse president
Theodore Roosevelt aan Verne een brief geschreven: dat hij als
jongeling de ‘Wonderreizen’ had verslonden. De Duitse keizer
Wilhelm II liet weten dat hij graag naar de begrafenis zou zijn
gekomen, ware het niet dat hij verhinderd was wegens, heel
toepasselijk, een zeereis. Wilhelm stuurde zijn ambassadeur, en dat
deden ook België, Noorwegen en de VS. Vijfduizend mensen brachten
Verne de laatste eer op weg naar de begraafplaats van
Maria-Magdalena in Amiens. En toch was het ook een begrafenis ‘in
besloten kring’. Er was niemand aanwezig vanwege de Franse
regering, en Verne’s eerste biograaf, Charles Lemire, noteerde:
‘Amiens bracht voor Jules Verne geenszins het medeleven op waarop
we gerekend hadden.’
Maar
dat hebben ze sindsdien goedgemaakt, in Amiens en ook in Nantes, de
stad waar Verne geboren werd en waar zich het Jules Verne-museum
bevindt. Verne’s honderdste sterfdag heeft aanleiding gegeven tot
een lange reeks van culturele activiteiten en educatieve programma’s,
stadswandelingen en symposia, en de publicatie van een tiental
monografieën. Morgen begint de ‘Mondial Jules Verne’, die de
deelnemers in acht dagen langs de Verne-locaties en -festiviteiten
zal leiden van Amiens via Nantes naar het Musée National de la
Marine in Parijs. De website van het Jules Verne Genootschap bevat
een gedetailleerd overzicht van alle Nederlandse Verne-vieringen, en
links naar alles wat op het internet met Verne te maken heeft. En
dat is veel. Vooral aanbevolen is de site van Zvi Har’El met een
discussieforum en links naar de digitale tekstbestanden van vrijwel
alle romans (al dan niet inclusief de prachtige houtgravures). De
website van de stad Nantes doet recht aan de culinaire Verne met een
kookboekje met zeven recepten, waaronder de gestoofde inktvis van
kapitein Nemo (het ‘konijn’ dat door Phileas Fogg gegeten wordt
en dat eigenlijk een kat is, staat helaas niet op de kaart).
Op
1 april zal tijdens de opening van de Jules Verne-tentoonstelling in
de Gemeentelijke Bibliotheek in Rotterdam het boek In de ban van
Jules Verne gepresenteerd worden. Behalve een ‘biografische
schets’ door Guus Luijters bevat deze bundel vijftien hoofdstukken
waarin Vernianen zich hebben uitgeleefd. Kees Waij over Verne’s
bezoek (incognito) aan Rotterdam aan boord van zijn stoomjacht
Saint-Michel III. Cees Moonen over een kopstuk van de
eerstegeneratie-Vernianen, de Nederlander Cornelis Helling. Harmen
Sikkenga over het (soms nogal negatieve beeld van) Nederlanders en
Vlamingen in Verne’s werk. Verder: de geschiedenis van de
uitgaven, de promotie en reclame, en de nuchtere blik van Garmt de
Vries op ‘De rol van de wetenschap in het werk van Jules Verne’.
Wat
opvalt, is dat in de onderwerpkeuze voor deze bundel geen sprake is
van Verne’s betekenis als literator. Ook in het hoofdstuk ‘Vijf
redenen om Jules Verne te herlezen’, in Karol van Bastelaars Jules
Verne Gids, blijft de kritische evaluatie van Verne’s
literaire verdienste beperkt tot technische en stilistische
elementen: spanning, wetenschappelijke informatie, humor, en ‘vlotte
dialogen’. Van Bastelaar weet alles over Verne’s romans. Hij
geeft samenvattingen van alles wat Verne geschreven heeft, en een
evaluatie van meer dan honderdvijftig ‘voorspellingen’. Let wel:
dat zijn alleen nog maar de bijlagen. Zeg maar Verne-voor-beginners.
Het grootste deel van de gids is een soort meccanodoos, waarin Van
Bastelaar zijn lezing reconstrueert, en gelukkig ook veel schroefjes
losdraait: Verne was niet de vader van de sciencefiction, geen
visionair, geen profeet. Tot een heiligverklaring komt het niet. Of
om maar eens iets te noemen wat Van Bastelaar belangrijk vindt
tussen hemel en aarde: het gebrek aan sanitaire voorzieningen in de
raket naar de maan, en aan boord van de anderszins toch zeer luxe
uitgevoerde onderzeeër van kapitein Nemo.
De
meestvertaalde auteur van de negentiende eeuw werd het meest gelezen
door de ‘rijpe jeugd’. Dat was het gevolg van de strategie van
Verne’s uitgever, Hetzel, die de ‘Wonderreizen’ verkocht onder
de noemer ‘Opvoeding en ontspanning’. De reeks werd baanbrekend
uitgegeven met houtgravures en kleurrijke industriële boekbanden,
maar in een fonds van opvoeders, vermaak- en feuilletonschrijvers
van wie niemand sindsdien ooit meer iets gehoord heeft. Hetzel wordt
door volwassen Vernianen nog wel eens gevierd als de ideale
uitgever, maar in feite was hij ook Verne’s literaire doodsteek.
Voor zijn literaire tijdgenoten, Flaubert, Balzac, Sand, Zola, en
zelfs de oude avonturier Hugo, was Verne geen partij. Hij was
hooguit: Alexandre -- drie musketiers-- Dumas met een bčtadiploma.
Jules Verne was heel nuchter over zijn literaire positie in het
Frankrijk van zijn tijd. In een brief schreef hij: ‘Je kunt beter Eugénie
Grandet geschreven hebben, dan Monte Christo.’ Balzac
stelde hij boven Dumas. Want: ‘De studie van het menselijk hart is
hogere literatuur dan avonturenromans.’ Aan Hetzel heeft hij in
zijn beginjaren ooit geschreven: ‘Ik doe de ogen wel. Doe jij de
tranen.’
Het
hoogtepunt van de ‘Mondial’ in Amiens zal volgende week
donderdag ongetwijfeld het moment zijn, volgende week donderdag,
waarop de Vernianen aller landen verenigd stilzwijgen bij het
monument op de begraafplaats van Maria-Magdalena. De beeldhouwer
Alfred Roze liet zich inspireren door de sculptuur op het graf van
de Belgische dichter Georges Rodenbach op de begraafplaats
Pčre-Lachaise in Parijs: een realistische weergave van de
overledene die het grafdeksel wegduwt en uit zijn graf komt. Verne
steekt een hand op naar het uitspansel. Van Bastelaar noemt dit
monument ‘enigszins macaber’, maar daarin vergist de exegeet
zich toch. Het stelt juist de hoop voor; de laatste reis, die op de
jongste dag wordt aangevangen. De reis naar de eeuwigheid. Met een
variant op Marie Verne: het lichaam naar de vervlogen ziel. De reis
naar dat enige werelddeel dat zelfs Jules Verne nooit in kaart heeft
gebracht.