Den
Bosch
door
Martin Bril
Op
het terras van Le Figaro, een uitspanning aan het Stationsplein in
Den Bosch, zaten een vrouw, haar ouders en twee kinderen -- van die
verwisselbare jongetjes met brilletjes op die niet stil kunnen
zitten.
Op
zeker moment arriveerde de serveerster met de bestellingen; een
broodje met drie soorten ham voor de vrouw, een punt appeltaart voor
haar moeder, een biertje voor haar vader en een broodje kroket voor
de jongens. ‘Ik had twee broodjes kroket besteld’, riep de
vrouw. In die kreet weerklonk het verdriet van jaren.
‘Sorry
mevrouw’, zei de serveerster.
‘Wat
moet ik met één broodje kroket’, ging de vrouw verder terwijl ze
woest het bestek uit haar servet rolde, het broodje doormidden
scheurde en de kroket met haar mes halveerde. ‘Twee jongens, twee
broodjes, twee kroketten, ja toch pa?’
Pa
knikte heftig.
‘Wilt
u nog een broodje kroket?’, vroeg de serveerster.
‘Nou
hoeft het niet meer hoor’, antwoordde de vrouw zonder op te kijken
van haar karweitje.
De
serveerster sloop weg, de vrouw likte mopperend haar vingers af en
gaf elk van haar jongens een half broodje kroket. Haar moeder nam
een hapje appeltaart.
Elders
in Den Bosch liep een man over de Vismarkt, in de richting van de
Korenbrugstraat. Hij kwam op een klein pleintje waar het geluid van
vallend water klonk: de Binnendieze. De man keek even om zich heen
en zag aan de blinde muur van een schoonheidssalon een groot gedicht
van Toon Tellegen hangen; witte letters op een blauw vlak.
EEN
MAN DACHT
Een
man dacht:
wanneer
zal ik eens
één
minuut niet
aan
haar denken?
Nu?
Hij
ging zitten
en
dacht één minuut
niet
aan haar
Toen
stond hij op
en
wandelde verder
dacht
verder
steeds
verder
zonder
tussenpozen
aan
haar
Er
speelde een wrange glimlach om de lippen van de lezer, en toen pas
zag hij de grote, stenen bank die pal tegenover het gedicht stond.
Hij ging zitten en las het gedicht nogmaals. Niets wees er op dat
hij aan iemand dacht toen hij op dit pleintje arriveerde, maar nu
hij zat, leek daar verandering in te komen.
Nu
dacht hij aan haar.
Precies
één minuut.
Toen
stond hij op en wandelde hij verder, de smalle, lange Molenstraat
in. Hij deed zichtbaar zijn best niet verder aan haar te denken aan
wie hij daarnet nog een minuut had gedacht, maar iets in zijn rug
wees er op dat dit niet lukken ging, het was zo’n tragische, licht
gebogen, lange rug waar een dun, bijna versleten windjack omheen
hing. Het kon zomaar een vader zijn die zijn zoontjes al een jaar
niet had gezien; wat zouden zijn jongens op dit moment doen? |