Vroeger leerden we op school het rijtje Estland, Letland,
Litouwen. Samen de Baltische Staten. Ik was er nog nooit geweest.
Hoewel het me altijd getrokken heeft. Vooral door de
schitterende verhalen van Johannes Bobrowski. Maar nu was er een
mooie gelegenheid: voor 'De Fotograaf' reisde ik vorige week
naar Tallinn. De Culturele Hoofdstad van Europa 2011 beleefde
voor het eerst een 'Maand van de Fotografie'.
Gelukkig bleef er tussen de diverse exposities door genoeg
tijd over om ook de Estse hoofdstad zelf te verkennen. Een
schitterende stad die me soms aan Praag, soms aan Maastricht
deed denken, maar die alleen al door de ligging aan de Oostzee
een heel ander karakter heeft. Ga maar eens op de spitse hoge
toren van de Oleviste kirik ofwel St. Olafskerk staan en kijk
naar de zeebaai, de haven waar de grote veerponten uit Helsinki
aankomen, de vestingwerken, de hypermoderne hoogbouw buiten de
oude binnenstad. Een binnenstad waar je je hier en daar nog in
de middeleeuwen kunt wanen, al wordt die illusie direct teniet
gedaan door opdringerige neonreclame van de de diverse seksclubs
en andere horecagelegenheden.
Zelf overnachtte ik in een eenvoudig hotel op een kilometer
of twee achter het centraal treinstation. Een houten gebouw, net
zoals de meeste huizen in de buurt. Elke ochtend liep ik eerst
naar een deels overdekte markt waar je terecht kon voor brood en
vlees en fruit en groenten, maar ook voor kleren en schoenen,
zowel nieuw als tweedehands, en waar je voor een paar euro ook
een portret van Lenin of roestig gereedschap kon kopen. Mijn
eerste kop koffie dronk ik altijd daar.
Reizen naar het voormalig Oostblok heeft soms ook iets van
terugreizen in de tijd. En dan doel ik niet zozeer op de oudere
vrouwen die zelfgeplukte paddestoelen en bessen verkopen of met
een bosje bloemen langs de straat staan. Nee, dan denk ik eerder
aan de bonte kraaien die op diverse plekken rond vlogen of zaten
te wachten op een hek of paal. Hoe lang geleden is het dat ik ze
voor het laatst in Nederland zag? Minstens dertig jaar.
Even - het was op een rauw stuk land aan zee - heb ik nog
gedacht in de verte een wolf te zien. Maar het kan net zo goed
zo'n akelig grote hond zijn geweest die een paar kilometer
verderop vervaarlijk tegen me begon te blaffen. Het was aan de
rand van de haven en de spuiten op een omgevallen canapé
vertelden me dat ik beter terug kon gaan.