Ik had er nog nooit van gehoord: Kefalonia, een Grieks eiland
in het westelijke deel van de Ionische Zee. Het moest er groen
en mooi en rustig zijn en dat bleek nog te kloppen ook. Nooit
gedacht dat de zee zo blauw kon zijn als op een ansichtkaart.
Tenminste, als de zon schijnt en ook daarmee hadden we meestal
geluk.
Elke dag liepen we een stukje verder - heel luxe, want de
bagage werd nagebracht. En stil dat het was. Alleen vogelgezang
hoorde je en af en toe het zachte, heldere belgeklingel van een
kudde schapen of geiten in de verte. Soms namen we een
watertaxi, soms een veerpont.
Terwijl ik dit schrijf, zie ik opeens een lezer voor me die
me haast beschuldigend aankijkt. Zeker, ook ik dacht af en toe
aan bootvluchtelingen. Vooral in de hoofdstad Argostoli waar een
gigantisch cruiseschip in de haven lag met een massa toeristen
aan boord die het stadje overstroomden.
En de Grieken zelf? Heel vriendelijk en uitgesproken
positief, ondanks de economische malaise. Maar natuurlijk hebben
ze op een eiland als Kefalonia ook minder te klagen dan
bijvoorbeeld de mensen in Athene of Lesbos.
Ik geloof niet ik me ooit zo bevoorrecht heb gevoeld als
toerist. Wat een luxe om geld uit te kunnen geven waarmee je
zowel jezelf als de ander zo overduidelijk een plezier doet.