Doodstil
- in dankbare herinnering aan Kees Koster (1920-2013)
Joep Eijkens
Het is een vreemde
gewaarwording als
je iemand belt en geen gehoor krijgt omdat hij - zo blijkt even
later - dood is. Het overkwam me vorige week toen ik Kees Koster
om advies wilde vragen. Over de oude Rolleicord die ik eind
oktober van hem gekocht had. Want Kees kon niet alleen tekenen,
schilderen en schrijven, ook met die perfect onderhouden
twee-ogige camera had hij, begreep ik, heel wat portretten
gemaakt. Het nummer dat ik draaide bleek niet meer te kloppen en
een korte speurtocht op internet leerde me dat Kees Koster 'kort
voor Kerstmis' overleden was. Had ik maar beter de krant moeten
lezen. Maar de schok was er niet minder om.
Zoals wel vaker bij overlijdens in de vrienden- en
kennissenkring voelde ik me schuldig niet wat vaker gehoor te
hebben gegeven aan zijn uitnodiging om een borreltje te komen
drinken bij hem thuis aan de Piushaven. De laatste keer dat ik
hem daar bezocht, woensdag 30 oktober, kocht ik zijn oude camera
die al jaren ongebruikt in de kast stond. Koster was al een
tijdje bezig dingen te verkopen of weg te geven. En diezelfde
woensdagmiddag zou er nog een echtpaar langs komen dat hij
onlangs ontmoet had tijdens een concert in de Synagoge in de
Willem II-straat. Koster was met hen in gesprek geraakt over de
oorlog, over de Van der Capellenstraat in Den Haag waar hij toen
nog bij zijn moeder woonde, en ook over een tafelkleed met een
bijzondere geschiedenis. "Straks komt dat echtpaar dat
kleedje halen."
Het was typerend voor Koster dat hij bij het desbetreffende
pakketje een brief had gedaan met enige achtergrondinformatie.
Een ontroerende brief, waarin hij schreef over Sam Swaab, '1e
violist van het Residentie orkest of het Concertgebouworkest
o.l.v. W. Mengelberg', en zijn vrouw die piano speelde. 'Zij
woonden in een benedenverdieping en wij er tegenover op 'n
bovenverdieping (3hoog)'. Als de heer en mevrouw Swaab 's avonds
samen musiceerden, was dat goed te horen, want vanwege de
'spertijd' mocht niemand na acht uur de straat op:
Het was dan doodstil op
straat. (...) Radio's waren ingeleverd. T.V. bestond niet.
(...). Op warme zomeravonden schoof hij het raam omhoog en
speelden zij hun bekende werken voor het open raam zodat
iedereen die zijn raam ook openzette kon meegenieten van zijn
Concerten, en dat deden er vele. Zo zelfs dat er een
"verzoek"programma van gemaakt werd.
Mevrouw Swaab kwam bij mijn
zuster om te vragen of ze bijgaande kleedje wilde bewaren tot
betere tijden als de Duitsers weer vertrokken waren, wat mijn
zuster gaarne deed.
Toen werden door de Duitsers
Meneer en Mevrouw Swaab opgehaald, en zijn nooit meer
weergekeerd.
Het bijgaande kleedje heb ik
bij het overlijden van mijn zus in mijn bezit gekregen, en was
ondergedoken in Tilburg- Boomstraat 40 (fam. Oomen). Nu, na
ongeveer 70 jaar is 't mij een genoegen om het weer te bezorgen
waar het thuis hoort.
Tot zover de brief. Ter verduidelijking van die laatste
passage: Kees Koster is tijdens de oorlog op zeker moment uit
Den Haag gevlucht om aan de 'Arbeitseinsatz' te ontkomen, kwam
in Tilburg terecht en vond er een veilig onderduikadres bij de
familie Oomen in de Boomstraat. Hij heeft het me wel eens
verteld toen ik een aantal foto's uit zijn familiealbum
selecteerde voor het Geheugen van Tilburg. Wie wil kan op de
betreffende site zijn verhaal vinden; (http://www.geheugenvantilburg.nl/verhalen/lees/13598/familie-koster).
Het blijft voor mij een vreemd idee, hem nooit meer aan de
lijn te krijgen of tegen te komen ergens in de stad. Het is te
hopen dat het gemeentearchief een goede plaats vindt voor zijn
nalatenschap, bestaande uit dagboeken, brieven, foto's,
beeldjes, tekeningen en schilderijen. Voor een deel ervan heeft
hij gelukkig al tijdens zijn leven een goede bestemming
gevonden. En wat zijn Rolleicord betreft, Kees kan ik het niet
meer zeggen, maar ik voel me wel verplicht in elk geval te
proberen er een paar mooie foto's mee te maken. Schoonheid, daar
ging het ook bij hem niet op de laatste plaats om. En om humor,
o ja, ook dat. Als er een hemel bestaat, zit hij nu een of
andere anecdote te vertellen waar hij zelf nog het hardst om
moet lachen...
Tenslotte, de foto's bij dit stuk maakte ik in de periode
2003-2013. Ik fotografeerde hem onder meer op de Meimarkt en in
de restauratie van de Hema waar hij met enige regelmaat een
kopje koffie ging drinken. Maar ook bij hem thuis, bijvoorbeeld
met de foto van zijn moeder, met zijn oorlogssouvenirs en
beeldjes van Zot Joke en van 'De Frater en de Non - Zij die
Tilburg groot maakten', en met zijn door klassieke muziek
geïnspireerde schilderijen, iets waar hij de laatste jaren van
zijn leven mee bezig was geweest. Misschien het meest
opmerkelijk vond ik het gipsmasker dat hij al jaren eerder van
zijn eigen gezicht had gegoten - een gipsmasker hoort toch bij
de dood?
PS Ik verwijs de lezer nog graag naar twee andere artikelen
die verschenen ter herinnering aan Kees Koster. Het ene schreef
verslaggever Bas Vermeer op de website van het Brabants Dagblad (http://www.bd.nl/opinie/blogs/stadsgezicht/heengaan-van-een-verhalenverteller-kees-koster-begraven-1.4154857),
het andere Ko de Laat op zijn eigen site (http://www.kodelaat.nl/uncategorized/kees-koster-een-i-m-met-een-glimlach/).
|