Nog voor we Doel bereikten, waarschuwde een bord dat het
verboden was leegstaande huizen te betreden. En inderdaad, er
stonden veel huizen leeg. Maar dat wisten we al. Hoe vaak was
Doel niet in het nieuws gekomen als het Belgische spookdorp dat
lag tussen een omstreden kerncentrale en de steeds verder
oprukkende haven van Antwerpen? Ontelbare fotografen hadden het
al vastgelegd. En, eerlijk gezegd, toen Toine van Berkel - mijn
inmiddels ook afgezwaaide oud-collega van het Brabants Dagblad -
met het idee kwam om daar eens een dagje te gaan fotograferen,
vroeg ik me eerst af of het niet een erg uitgekauwd onderwerp
was. Eigenlijk een onzinnige gedachte natuurlijk. Want welk
onderwerp is niet al door talloze fotografen vastgelegd? En vaak
veel beter? (Het doet me denken aan de getalenteerde gitarist
die jammergenoeg zijn gitaar in de hoek gooide toen hij besefte
dat hij nooit zo goed zou kunnen spelen als Jimi Hendrikx).
We hadden tevoren afgesproken dat we ieder onze eigen weg
zouden gaan. Want fotograferen doe je alleen. Al kwam ik
onderweg diverse andere mensen met een camera tegen.
Doel bleek een waar fotografenparadijs. Alleen al vanwege de
muurschilderingen en de spreekwoordelijke schoonheid van het
verval. En wat je ook van die kerncentrale mag denken, die twee
enorme koeltorens vormen een mooie achtergrond van het aan de
Schelde gelegen dorp. Er was trouwens minstens één café open.
Op het terras zat een man met een keffend hondje maar verder was
er weinig leven te bespeuren.
Wel kwam ik op zeker moment in een verder lege straat een
oudere vrouw tegen. Vlak bij haar woning bleef ze staan en we
raakten met elkaar in gesprek. Emilienne was haar naam. Ze
vertelde dat ze juist de dag daarvoor een mooi fotoboek over
Doel had gekregen van een fotograaf die hier al een jaar of vijf
kwam fotograferen. Ze wilde het graag laten zien en vond het
geen probleem als ik er ook mijn collega bijhaalde.
Even later betraden Toine en ik een groot donker huis vol
boeken, schilderijen, snuisterijen en paperassen en namen plaats
aan de keukentafel. Emilienne vroeg wat we wilden drinken. We
konden kiezen uit een batterij aan flessen op de koelkast, zelfs
Elixir d'Anvers zat in het assortiment. Ze had regelmatig
dezelfde gasten over de vloer, begreep ik, en iedere vaste gast
had hier zijn eigen fles.
En zo zaten wij die middag tegen vieren al aan de Calvados,
luisterend naar de verhalen van Emilienne over Doel en haar
familie. Ze vertelde dat ze ook mee had gewerkt aan een
documentaire die nog op de televisie was geweest. En wij waren
bepaald niet de eerste fotografen die foto's van haar maakten.
Zelfs Stephan Vanfleteren had haar geportretteerd. Ook haar
overleden man passeerde de revue. Die had hem ook graag gelust -
het had haar verbaasd, zo grapte ze, dat 'de Delhaize' niet over
de kop was gegaan na zijn dood.
We namen afscheid.
Opmerkelijk, denk ik nu, zo'n vrouw van in de tachtig die
zomaar twee wildvreemde mannen binnenlaat. En daarmee in haar
leven. Sinds Joegoslavië in de jaren zeventig had ik zo'n
gastvrijheid niet meer meegemaakt.
Reden temeer om nog eens terug te keren - wie weet in het
voorjaar.