Op de terugweg van Australië
strandden we in Beijing. Het vliegtuig dat ons van daar naar
Amsterdam moest brengen, was al vertrokken. En toen we ons de
volgende ochtend na een korte hotelnacht weer op het vliegveld
meldden, bleek de vervangende vlucht al volgeboekt. Ik zag een
Duitser heftig protesteren, maar kwam tot de conclusie dat dat
geen zin had. Er zat niets anders op dan in een ander hotel
twaalf uur te wachten tot de volgende vlucht.
Het hotel lag ver van het oude
stadscentrum, het was heet en we waren te moe om veel te
ondernemen. Wel maakten we een korte wandeling door een aardig
ogende volkswijk tegenover het hotel. Ik besloot er later op de
middag nog eens op mijn eentje naar toe te gaan. Een beetje
rondlopen, kijken en fotograferen. Niet op de laatste plaats
vond ik het bijzonder dat je het wijkje door verschillende
poorten binnen kon lopen als betrof het een vestingstadje.
Voor een straatfotograaf is het
altijd even aftasten wat er mogelijk is, in hoeverre mensen er
wel of geen moeite mee hebben, als je je camera op hen richt. In
dit geval bleken de meeste mensen geen problemen te hebben, er
waren er zelfs bij die het heel leuk vonden om op de foto te
gaan en die er echt voor gingen staan. Wat overigens doorgaans
weinig goede foto's oplevert.
Niet alleen vanwege de mensen trok
het wijkje me aan. Minstens zo boeiend vond ik de huizen en
huisjes, de gereedschappen en gebruiksvoorwerpen, de was, de
kippen, de honden, de moestuintjes, het afval, de vuilnisbelt.
Sommige huizen leken rijp voor de sloop, maar op diverse plekken
werden ook nieuwe woningen gebouwd.
Het werd een mooie wandeling en ik
was blij dat we ons vliegtuig gemist hadden.