Het
kleine kereltje (De helft te klein)
De
muzieknotatie staat onderaan de pagina
1.
De
dag dat ik geboren werd
Dat
was voorwaar een klucht
Mijn
vader die schoot in z’ n lach
Mijn
moeder liet een zucht
Mijn
vader sprak, ach lieve heer
Dat
is een kind in schijn
Zo’
n jongen heb ik nog nooit gezien
Hij
is de helft te klein,
Refrein:
En
heddem nie gezien, da hele kleine kereltje
En
heddem nie gezien, van sjoem!
2.
Mijn
vader en mijn moeder
Die
bleven niet zo suf
Die
stapten naar de dokter toe
En
maakten veel gebluf
Toen
kreeg ik iedere dag
Een
ei met spek en lekkere wijn
Maar
dat heerlijks hielp niet veel
Want
ik bleef veel te klein,
Refrein.
3.
Toen
ik een jaar of zeven was
Toen
moest ik al naar school
En
vader ging met mij op stap
Wat
was me dat een jool
De
meester hield zijn buikje vast
En
sprak: ach heertje mijn
Zoiets
heb ik nog nooit gezien
Hij
is de helft te klein,
Refrein.
4.
Maar
later toen ik groter werd
‘K
was ’t wonder van de straat
De
kinderen riepen mij dan na
En
ik werd wel eens kwaad
Ik
groeide op voor galg en rat
Werd
ziek en leed veel pijn
En
toen ik was geopereerd
Was
ik de helft te klein,
Refrein.
5.
Wat
later ging ik wandelen
Zo
na het middagmaal
Ik
was wat moe en stapte toen
Al
in een bierlokaal
Ik
bestelde een pot Oranjeboom-bier
Maar
toen zei de kastelein
Och
man, voor jou tap ik niet
Je
bent de helft te klein,
Refrein.
6.
En
toen ik achttien jaren was
Toen
ging ik naar de Oost
Ik
dacht, nu maar goed opgepast
Dan
word ik vast provoost
De
eerste Atjee’er die ik zag
Die
kneep ik als mosterd zo fijn
Maar
ach, mijn lengte viel niet mee
Ik
was de helft te klein,
Refrein.
7.
Toen
moest ik voor de ministerraad
Dat
was voor mij een eer
Ik
dacht, ik haal de grootste graad
Als
ik maar solliciteer
Maar
toen ik onder die maatstok kwam
Toen
sprak de kapitein
Laat
die vent toch naar huis toe gaan
Want
hij is veel te klein,
Refrein.
8.
Laatst
was ik op een groot festijn
Wat
had ik daar een schik
Daar
zat ik naast een lieve vrouw
Zo
mollig en zo dik
Ik
tracteerde haar de hele dag
Op
taartjes, bier en wijn
Maar
toen ik haar naar huis toe bracht
Was
ik de helft te klein,
Refrein.
9.
Ik
wilde eens uit wandelen gaan
Met
een meisje naar mijn zin
Zo
’s avonds in de maneschijn
Zo
passend bij de min
Maar
toen ik sprak, mijn lieve schat
‘K
wil altijd bij je zijn
Toen
zei ze, och mijn beste knul
Je
bent de helft te klein,
Refrein.
10.
Ik
zal nu maar naar huis toe gaan
En
eindigen met mijn lied
Want
of ik hier nog langer zit
Veel
groter word ik niet
En
zing nu allen met mij mee
Je
kent nu wel ’t refrein
En
wil je weten hoe ik heet
‘K
ben Jantje van IJsselstein,
Refrein.
Deze
tekst stelden we samen naar aanleiding van drie teksten:
-
’n
tekst uit Boxtel, gekregen van Corrie Poirters
-
’n
tekst met als onderschrift: Huub de Lau, zou dit de
tekstdichter zijn?
-
’n
tekst uit Schijndel, gekregen van mevrouw Munsters- van Houtum.
Zij zong dit lied op de bekende melodie: ‘toen onze mop een
mopje was’.
Wat
betreft de woonplaats of achternaam van Jantje het volgende:
Hij
zou afkomstig kunnen zijn uit de provincie Utrecht, iets ten
zuiden van de stad Utrecht ligt aan de IJssel, IJsselstein.
Even
zo goed zou ons Jantje uit de Peel kunnen komen?
Even
ten noord-oosten van de Noord-Brabantse gemeente Deurne ligt een
plaatsje Ysselstein.
Kortom,
het is niet bekend waar Jantje vandaan komt of hoe hij aan zijn
achternaam komt.
Het
is een heel populair lied geweest op feesten en partijen. En nu
nog wordt het veel gezongen op bijvoorbeeld liederentafels.
De
tekst leent er zich erg goed voor om uitgebeeld te worden.
Martin
Grilis, lid van de voormalige volkse muziekgroep de Ploegadoers
uit Liempde, bond aan elke knie een klomp en ging bij het zingen
op z’ n knieën zitten. Je onderbenen kun je dan verstoppen
onder de slippen van een slipjas.
Het
lied wordt ook wel door twee mensen uitgebeeld.
Frans
van den Broek uit ’t Wijbosch, een kerkdorp bij Schijndel, heeft
het wel eens zo gedaan:
Hij
nam een kind van vier jaar op z’n schouder en samen gingen ze
achter een doek staan dat d.m.v. twee verticale stokken strak werd
gehouden door twee mensen.
Frans
stak zijn hoofd en zijn armen door het doek, aan de armen zaten
twee klompen, aan de buitenkant van het laken waren twee
broekspijpen opgenaaid, zijn armen waren dus de benen van Jantje.
Het
kind stak ook zijn handjes door het doek en deze kwamen uit net
onder het hoofd van Frans.
Dit
alles gebeurde achter en ter hoogte van een tafel.
Terwijl
het lied gezongen werd zat ’t kind natuurlijk met z’n handjes
aan de neus en de kin van de zanger te frunniken en dit alles tot
groot vermaak van de toehoorders.
Die
dag vergeet ik niet.
Een
variant van ‘de helft te klein’ , althans wat betreft de
tekst, kreeg ik eens van de heer Venrooy uit Schijndel. Als je de
tekst zo eens bekijkt dan is er in de loop der tijd zoveel aan
gesleuteld dat het verhaal niet echt meer te volgen is; zo’n
tekst noemen we ‘corrupt’.
Waarschijnlijk
kende hij de melodie niet, ik heb er geen opname van.
1.
De
dag dat ik geboren werd
En
ik ter wereld kwam
En
toen papaatje mij
Zo
in zijn armen nam
Eerst
gaf hij mij een zoen
Toen
smeet ie mij weer in bed
Omdat
ik een bruine draaide
Een
bruine op zijn vest.
Refrein:
En
vindt je dat niet gedin(g) 2x
En
vindt je dat niet aardig
Die
dag vergeet ik nooit, nee nooit.
2.
De
dag dat ik gedoopt werd
Vergeet
ik ook niet licht
Heeroom
die sprak wat heeft dat kind
Toch
voor een raar gezicht
Ik
zie geen oren of geen neus
Ik
sta verbouwereerd
Maar
ik riep: ach heertje, doop mij niet
Want
je hebt me glad verkeerd.
Refrein.
3.
En
toen ze mij omdraaiden
Toen
klonk er een luid gelach
Toen
men in plaats van mijn botjes
Mijn
aardig snoetje zag
Toen
werd ik gauw gedoopt
’t
gebeurde in ’n wip
Een
emmer water op mijn kop
En
een mooie naam van Flip.
Refrein.
4.
De
dag dat ik de broek aankreeg
Vergeet
ik ook niet licht
Van
voren was hij open
En
van achteren was hij dicht
Ik
trok verkeerd hem aan
Het
was een lastig ding
Ik
wist niet of ik thuis kwam
Ofwel
de deur uitging.
Refrein.
5.
De
dag dat ik leerde lopen
Vergeet
ik ook niet licht
Ik
viel meestal van mijn sokken
Maar
dikwijls op mijn gat
Dan
schreeuwde ik als een beer
Dan
kwam mijn moesje weer
En
dan zoende ze mij op een plaats
En
dat doet ze nou niet meer.
Refrein.
|