CuBra
Inhoud kluchten
Inhoud beroepen- liedjes
Home
Inhoud dieren- liedjes
lnhoud feestliedjes

Ben Hartman

Kluchten en feestliederen

Elke donderdag een nieuwe aflevering

Het kleine kereltje (De helft te klein)

De muzieknotatie staat onderaan de pagina

 

1.

De dag dat ik geboren werd

Dat was voorwaar een klucht

Mijn vader die schoot in z’ n lach

Mijn moeder liet een zucht

Mijn vader sprak, ach lieve heer

Dat is een kind in schijn

Zo’ n jongen heb ik nog nooit gezien

Hij is de helft te klein,

 

Refrein:

En heddem nie gezien, da hele kleine kereltje

En heddem nie gezien, van sjoem!

 

2.

Mijn vader en mijn moeder

Die bleven niet zo suf

Die stapten naar de dokter toe

En maakten veel gebluf

Toen kreeg ik iedere dag

Een ei met spek en lekkere wijn

Maar dat heerlijks hielp niet veel

Want ik bleef veel te klein,

 

Refrein.

 

3.

Toen ik een jaar of zeven was

Toen moest ik al naar school

En vader ging met mij op stap

Wat was me dat een jool

De meester hield zijn buikje vast

En sprak: ach heertje mijn

Zoiets heb ik nog nooit gezien

Hij is de helft te klein,

 

Refrein.

 

4.

Maar later toen ik groter werd

‘K was ’t wonder van de straat

De kinderen riepen mij dan na

En ik werd wel eens kwaad

Ik groeide op voor galg en rat

Werd ziek en leed veel pijn

En toen ik was geopereerd

Was ik de helft te klein,

 

Refrein.

 

5.

Wat later ging ik wandelen

Zo na het middagmaal

Ik was wat moe en stapte toen

Al in een bierlokaal

Ik bestelde een pot Oranjeboom-bier

Maar toen zei de kastelein

Och man, voor jou tap ik niet

Je bent de helft te klein,

 

Refrein.

 

6.

En toen ik achttien jaren was

Toen ging ik naar de Oost

Ik dacht, nu maar goed opgepast

Dan word ik vast provoost

De eerste Atjee’er die ik zag

Die kneep ik als mosterd zo fijn

Maar ach, mijn lengte viel niet mee

Ik was de helft te klein,

 

Refrein.

 

7.

Toen moest ik voor de ministerraad

Dat was voor mij een eer

Ik dacht, ik haal de grootste graad

Als ik maar solliciteer

Maar toen ik onder die maatstok kwam

Toen sprak de kapitein

Laat die vent toch naar huis toe gaan

Want hij is veel te klein,

 

Refrein.

 

8.

Laatst was ik op een groot festijn

Wat had ik daar een schik

Daar zat ik naast een lieve vrouw

Zo mollig en zo dik

Ik tracteerde haar de hele dag

Op taartjes, bier en wijn

Maar toen ik haar naar huis toe bracht

Was ik de helft te klein,

 

Refrein.

 

9.

Ik wilde eens uit wandelen gaan

Met een meisje naar mijn zin

Zo ’s avonds in de maneschijn

Zo passend bij de min

Maar toen ik sprak, mijn lieve schat

‘K wil altijd bij je zijn

Toen zei ze, och mijn beste knul

Je bent de helft te klein,

 

Refrein.

 

10.

Ik zal nu maar naar huis toe gaan

En eindigen met mijn lied

Want of ik hier nog langer zit

Veel groter word ik niet

En zing nu allen met mij mee

Je kent nu wel ’t refrein

En wil je weten hoe ik heet

‘K ben Jantje van IJsselstein,

 

Refrein.

 

Deze tekst stelden we samen naar aanleiding van drie teksten:

  • ’n tekst uit Boxtel, gekregen van Corrie Poirters

  • ’n tekst met als onderschrift: Huub de Lau, zou dit de tekstdichter zijn?

  • ’n tekst uit Schijndel, gekregen van mevrouw Munsters- van Houtum. Zij zong dit lied op de bekende melodie: ‘toen onze mop een mopje was’.

 

Wat betreft de woonplaats of achternaam van Jantje het volgende:

Hij zou afkomstig kunnen zijn uit de provincie Utrecht, iets ten zuiden van de stad Utrecht ligt aan de IJssel, IJsselstein.

Even zo goed zou ons Jantje uit de Peel kunnen komen?

Even ten noord-oosten van de Noord-Brabantse gemeente Deurne ligt een plaatsje Ysselstein.

Kortom, het is niet bekend waar Jantje vandaan komt of hoe hij aan zijn achternaam komt.

 

Het is een heel populair lied geweest op feesten en partijen. En nu nog wordt het veel gezongen op bijvoorbeeld liederentafels.

 

De tekst leent er zich erg goed voor om uitgebeeld te worden.

Martin Grilis, lid van de voormalige volkse muziekgroep de Ploegadoers uit Liempde, bond aan elke knie een klomp en ging bij het zingen op z’ n knieën zitten. Je onderbenen kun je dan verstoppen onder de slippen van een slipjas.

 

Het lied wordt ook wel door twee mensen uitgebeeld.

Frans van den Broek uit ’t Wijbosch, een kerkdorp bij Schijndel, heeft het wel eens zo gedaan:

Hij nam een kind van vier jaar op z’n schouder en samen gingen ze achter een doek staan dat d.m.v. twee verticale stokken strak werd gehouden door twee mensen.

Frans stak zijn hoofd en zijn armen door het doek, aan de armen zaten twee klompen, aan de buitenkant van het laken waren twee broekspijpen opgenaaid, zijn armen waren dus de benen van Jantje.

Het kind stak ook zijn handjes door het doek en deze kwamen uit net onder het hoofd van Frans.

Dit alles gebeurde achter en ter hoogte van een tafel.

Terwijl het lied gezongen werd zat ’t kind natuurlijk met z’n handjes aan de neus en de kin van de zanger te frunniken en dit alles tot groot vermaak van de toehoorders.

 

Die dag vergeet ik niet.

 

Een variant van ‘de helft te klein’ , althans wat betreft de tekst, kreeg ik eens van de heer Venrooy uit Schijndel. Als je de tekst zo eens bekijkt dan is er in de loop der tijd zoveel aan gesleuteld dat het verhaal niet echt meer te volgen is; zo’n tekst noemen we ‘corrupt’.

Waarschijnlijk kende hij de melodie niet, ik heb er geen opname van.

 

1.

De dag dat ik geboren werd

En ik ter wereld kwam

En toen papaatje mij

Zo in zijn armen nam

Eerst gaf hij mij een zoen

Toen smeet ie mij weer in bed

Omdat ik een bruine draaide

Een bruine op zijn vest.

 

Refrein:

En vindt je dat niet gedin(g) 2x

En vindt je dat niet aardig

Die dag vergeet ik nooit, nee nooit.

 

2.

De dag dat ik gedoopt werd

Vergeet ik ook niet licht

Heeroom die sprak wat heeft dat kind

Toch voor een raar gezicht

Ik zie geen oren of geen neus

Ik sta verbouwereerd

Maar ik riep: ach heertje, doop mij niet

Want je hebt me glad verkeerd.

 

Refrein.

 

3.

En toen ze mij omdraaiden

Toen klonk er een luid gelach

Toen men in plaats van mijn botjes

Mijn aardig snoetje zag

Toen werd ik gauw gedoopt

’t gebeurde in ’n wip

Een emmer water op mijn kop

En een mooie naam van Flip.

 

Refrein.

 

4.

De dag dat ik de broek aankreeg

Vergeet ik ook niet licht

Van voren was hij open

En van achteren was hij dicht

Ik trok verkeerd hem aan

Het was een lastig ding

Ik wist niet of ik thuis kwam

Ofwel de deur uitging.

 

Refrein.

 

5.

De dag dat ik leerde lopen

Vergeet ik ook niet licht

Ik viel meestal van mijn sokken

Maar dikwijls op mijn gat

Dan schreeuwde ik als een beer

Dan kwam mijn moesje weer

En dan zoende ze mij op een plaats

En dat doet ze nou niet meer.

 

Refrein.