Het
zwijn van boer Hein.
1)
Boer Hein,die had ereis ’n zwijn
Dat
voelde veel te fijn zich om zo’n smerig zwijn te zijn,
Het
liep maar al te morren
Het
lag maar al te knorren,
Het
dacht en dacht
Het
was voor zulk een min beroep van zwijn niet groot gebracht.
2)
Het dier dat had geen zwier of tier
Het
vond in al zijn zwijnerij geen sikkepit plezier,
Het
liet de kop maar hangen
’t
Werd mager om de wangen,
Ei
wat, ei wat
Het
malle beest wou hoger op, het zwijn dat wou naar stad.
3)
O, wee, dat viel zijn baas niet mee
Dat
was voor Heinboer narigheid, dat nou z’n vee zo dee,
En
hij aan ’t prakkezeren
Den
veearts konsulteren,
En
die, en die,
Die
raadde Hein, doe weg dat beest, verkoop het een, twee, drie.
4)
En hij, hij haalde ’t uit de wei
En
reed naar stad en zocht daar gauw een varkensslagerij,
Daar
kocht men toen het zwijntje
Betaalde
maar een schijntje,
Acht
wat, ach wat
Zo’n
varken dat niet al te fris is, is net iets voor de stad.
5)
Het zwijn was nou waar ’t wou zijn
Het
was in stad en hogerop, maar ’t mes deed erg hem pijn,
Het
schreeuwde onder ’t snijden
Maar
gauw was ’t uit zijn lijden,
’t
Was uit, ’t was uit
Het
zwijn dat hing als spek heel hoog in stad nou voor de ruit.
Uit
de verzameling van Rolf Janssen.
Het
lied staat op een los liedblad, linksboven staat genoteerd: ‘JMJV’
en rechtsboven A.Hamers.
Ons
Vèrreke.
Ons
vèrreke is gestorven (2x)
En
dan schrijven we op z’n graf, faldera,
Hij
is van de wèreld af, faldera
En
dan schrijven we op z’n graf,
Hij
is van de wèreld af.
Dhr
en Mevr. Van Alphen –Bartels uit Tilburg zongen slechts één
koeplet van dit lied.
Op
een L.P. van de Brabantse volksmuziekgroep 'Dommelvolk', vonden we
het hele lied.
Mevrouw
Schelle-Habraken te Udenhout zong voor ons dezelfde melodie;
bij
haar is het evenwel een soldatenliedje: 'Ik ben een jong
soldaatje'.
Ons
Vèrreke
1)
Ons vèrreke is gesturven (2x)
En
dè bist heeft zo geschreid, faldera
Om
al die narigheid, faldera
En
dè bist heeft zo geschreid
Om
al die narigheid.
2)
Waar ging ie dan kapot aon (2x)
Van
de vetzucht beste man, faldera
Daor
sterven die bisjes van, faldera
Van
de vetzucht beste man
Daor
sterven die bisjes van.
3)
Nou zullen we'm begraven (2x)
Al
in een graf van hout, faldera
In
't midden van al dè zout, faldera
Al
in een graf van hout
In
't midden van al dè zout.
4)
Dan gaot ie naor d'n himmel (2x)
En
d'n himmel dè is de pan, faldera
Waor
in ie braoien kan, faldera
En
d'n himmel dè is de pan
Waor
in ie braoien kan.
5)
Nou zullen we gaon eten (2x)
Van
ribbekes, zult en ham, faldera
Op
onze boterham, faldera
Van
ribbekes, zult en ham
Op
onze boterham.
’t
Vèrreke moet bij de beer.
’t
Vèrreke moet bij de beer
mèrrege
hoevet nie meer,
d’uurste
keer doeget zeer
mar
’t moet toch ‘ne keer.
Opgetekend
door Rolf Janssen bij de Heer J.Vos in Oss.
Van
de Meijerijse Beer.
1)
Al heel lang is’t geleden
al
meer dan vijftig jaar (2x)
dat
de beer heeft ziek gelegen
hij
klaagde en hij weende
hij
klaagde en hij steende
en
’t einde was de dood, dood, dood
en
’t einde was de dood. (2x)
2)
Toen maakte hij zijn testament
En
wilt ge weten hoe? (2x)
De
kop was voor ’t parlement
De
buik was voor de apen
Die
stonden daar te gapen
En
de schepenen kregen de staart, staart, staart
En
hij was geen oortje waard. (2x)
3)
De berinnen kleedden zich in de rouw
Al
mee ‘nen crêpen tip (2x)
En
tegen de regen en tegen de kou
Met
een paar wollen wanten aan
En
rokken zonder kant eraan
En
met waaiers in haar poot, poot, poot
En
met waaiers in haar poot. (2x)
4)
En heel de stad was in de rouw
Men
sloeg de grote trom (2x)
Ter
ere van de weduwvrouw
En
in de drie kwartieren
Zag
men de vlaggen zwieren
van
hammen en van spek, spek, spek
en
van hammen en van spek. (2x)
Dit
lied staat In de eerder genoemde liedbundel: "De
Brembos" . Er staat bij genoteerd: oud lied.
Een
veel uitgebreidere versie kregen we van de heer van Empel uit
Middelrode.
Hij
heeft het lied, ‘Het lied van de Beer', niet voor ons gezongen,
maar zijn tekst, uit een liedjesschrift, past heel goed op de
bovenvermelde melodie van de Meijerijse beer!
Let
wel , onderstaande tekst is zwaar gehavend uit de overlevering
gekomen!
Zo
heeft het eerste couplet slechts 6 regel .i.p.v. zeven.
Het
lied van de Beer.
1)
Het feest is veertien dagen voorbij
‘t
Is niet een lange tijd (2x)
Maar
dat de beer zo ziek er van lijdt
Zo
kermende en steunende (2x)
Het
einde was de dood, dood, dood
Het
einde was de dood.
2)
De koster en de barrabier
Die
vrienden daar gehaald (2x)
Al
om het glimmend goddelijk dier
Men
gaf hem een pagasie?
Hij
nam ze in met gratie (2x)
Hij
hield zich alsof hij sliep, sliep, sliep
Hij
hield zich alsof hij sliep.
3)
De beer die maakt zijn testament
En
weet je wel voor wie? (2x)
Zijn
kop was voor het parlement
Zijn
bek was voor de knapen
Hij
sprak, het zijn maar apen (2x)
Hij
deed alsof hij sliep, sliep, sliep
Hij
deed alsof hij sliep.
4)
De beer sprak zijn beminde aan
Gij
zijt mijn lieve zog (2x)
’t
Is met mijn leven haast gedaan
Zorgt
gij voor onze kinderen
Opdat
zij niemand hinderen (2x)
De
beer die gaf zijn geest, geest, geest
De
beer die gaf zijn geest.
5)
De zog die gaf een groot misbaar
Wij
scheiden van de echt (2x)
En
al die biggetjes bij elkaar
Die
riepen om manere?
Doe
iets, doe avere? (2x)
Papaatje
die is dood, dood, dood
En
papaatje die is dood.
6)
De ganse stad is in de rouw
Zij
speelden op de trom (2x)
Ter
ere van dees weduwvrouw
En
alle vier kwartieren
Zag
men de wapens zwieren (2x)
Met
hammen en met spek, spek, spek
Met
hammen en met spek.
7)
De zog die kleedt zich in de rouw
Al
met de knippetip (2x)
Zo
netjes als een weduwvrouw
Met
een paar engagenten (engagementen?)
En
lubbe zonder krenten (2x)
Een
waaier om haar poot, poot, poot
Een
waaier om haar poot.
8)
Als nu zes weken waren om
Toen
ging die zog met fatsoen (2x)
De
droevige contributie doen
De
koets waar zij in moest treden
Die
was met velours bekleden (2x)
Daar
reed de zog nu heen, heen, heen
Daar
reed de zog nu heen.
9)
De biggetjes waren al zo bruin
Als
onze poes zo groes (2x)
Zij
wandelden niet meer in de tuin
Zij
waren stil en vredig
Zeer
rustig en zeer vredig (2x)
En
papaatje die is dood, dood, dood
En
papaatje die is dood.
’t
Varken met een paardenstaart.
1)
’t Was kermis in een zekere stad
Boer
Bart die paard en wagen had
Kom,
laat ons eens gaan zien
Op
de grote boerenwagen
Die
steeds gewoon was veel te dragen
Reden
zij daarheen, voor z’n plezier zoals ik meen.
2)
Op de kermis aangekomen
Eerst
de tenten opgenomen
Op
een der tenten stond een man
Te
schreeuwen zo hard als ie maar kan
Boeren,
burgers en buitenlien
Hier
is een wonderding te zien
’n
Varken met een paardenstaart
’t
Is heus den entree waard.
3)
Twee kwartjes eerste rang
Dan
zit je ook niet in ’t gedrang
Wel
zei Bart tot zijn Trien
Dat
moet ik zien
Al
kost het mij ook tien maal tien
Hij
wierp een gulden op de kei
Twee
kaarten van de eerste rang.
4)
Een ieder spitst z’n oor en oog
Daar
gaat ’t wonderding omhoog
Het
diertje knort en blaast
En
nu legt hij er de paardenstaart naast
Wel
sprak Bart, heb ik van m’n leven
Moet
ik daarvoor een gulden geven?
Dan
kan ik ook wel met mijn Trien
Een
ezel met een koeipoot laten zien.
5)
Zie je sprak de man, ik heb je beet
Maar
als je straks deez’ tent verlaat
Moet
je zeggen dat het hier netjes gaat
En
die straks weer binnenkomen
Net
als jij worden beetgenomen.
Uit
het repertoire van Mevr.Kivits –van den Heuvel uit Schijndel,
d.w.z. het stond in haar liedjesschrift geschreven.
Het
is waarschijnlijk een straatlied, ooit gedrukt op een vliegend
blad en verspreid onder de bevolking.
De
bovenstaande tekst is zeer corrupt en door mezelf in coupletten
ingedeeld
Ik
denk dat de oorspronkelijke strofen 8-regelig zijn. |