Twee
kleine poesjes
Wij
hadden twee kleine poesjes
Met
pootjes zo zacht als fluweel,
Het
kleinste dat noemden wij Bobbie
En
die andere dikzak heet Neel (2x).
Laatst
waren zij nergens te vinden
Toen
zijn wij aan ’t zoeken gegaan,
Wij
zochten in alle hoeken
Waar
kwamen zij denkt gij vandaan (2x).
Wit
Neeltje zat in de prullemand
En
Bob lag bij poppie in bed,
Wij
hebben ze beide genomen
En
rolden haast om van de pret (2x).
Dit
liedje/versje werd gezongen/opgezegd door mevrouw Goossens –Hendriks
uit Schijndel in 1983. Ook mevrouw Francien van de Wijdeven-van de
Dungen uit Boxtel kende het van vroeger.
Drie
kleine katjes
Drie
kleine katjes
Allerliefste
schatjes,
Dansen
samen poot aan poot
Boven
op de goot.
Waren
weggeslopen
Uit
hun mand gekropen,
Zongen
vrolijk mau-miauw
Boven
op ’t gebouw.
Drie
kleine poesjes
Allerliefste
snoesjes,
Hadden
niet goed opgelet
Bij
die dolle pret.
Ze
zijn er afgegleden
Waren
gauw beneden,
Ploften
in het watervat
Hie,
hoe, koud en nat.
Toon
Gevers uit Loosbroek zong dit kinderliedje in 1982 voor ons. De
melodie is simpel maar heel leuk!
De tekst lijkt mij niet
volledig!
De
kat zat op ’t plat
1)
Bij Jansen drie hoog op ’t plat
Daar
zat een onbeheerde kat,
En
toen Jansen juist naar bed wou gaan
Hief
die kat opeens een hymne aan.
Refrein:
En die kat zat op het plat en musiceerde wat
Miauw
(3x), wau, wau, wat een taaie kat was dat.
2)
En Jansen klom weer uit z’n bed
En
schreeuwde woedend laat het,
Maar
die kat zag er geen kwaad in zo
En
vervolgde zelfs fortissimo.
Refrein.
3)
En Jansen nam de kolenschop
En
smeet die naar de kat z’n kop,
Maar
die viel vol deuken op de grond
En
de kat bleef gaaf en kerngezond.
Refrein.
4)
En Jansen nam een ijzeren stang
Tien
duimen dik, drie meter lang,
Sloeg
de linker schoorsteen van ’t pand
Maar
die kat zat aan de andere kant.
Refrein.
5)
En Jansen greep z’n dienstgeweer
En
schoot onmiddellijk zeven keer,
Maar
de kat bleef heel, ’t is geen mop
En
hij vrat die zeven kogels op.
Refrein.
6)
En Jansen nam de slang van ’t gas
Zijn
vrouw in bed bedwelmde ras,
En
toen ie richtte op de kat z’n kop
Was
’t muntje in de meter op.
Refrein.
7)
En Jansen woedend stond voor niets
En
bracht de kat toen op de fiets,
Bij
een stille plek bij ’t Naardermeer
Toen
ie thuis kwam zat de kat er weer.
Refrein.
8)
En Jansen die hem kwijt wou zijn
Die
smeet hem voor de dieseltrein,
En
de dieseltrein was zwaar ontwricht
Maar
de kat kwam thuis met een blij gezicht.
Refrein.
9)
En Jansen ging naar ’t abattoir
En
huurde zeven slagers daar,
En
die stonden weldra voor zijn deur
Met
een gastank en een mitrailleur.
Refrein.
10)
Een dag daarna wat ik je zeg
Riep
Jansen blij die kat is weg,
Maar
op ’t plaatsje lag een leverworst
En
miauwde toen uit volle borst:
Refrein:
En die worst lag op het plat en musiceerde wat
Miauw
(3x), wau, wau, wat een taaie kat was dat.
Dit
lied vond ik in het liedjesschrift van Jana van de Donk uit Den
Dungen in de jaren 80 van de vorige eeuw!
Zij
kende de melodie niet en wist evenmin waar de tekst vandaan kwam.
Ik
denk dat dit lied niet zo oud is, het zal ongetwijfeld eens
afgedrukt zijn in een of andere liedjesbundel. Hier zijn er in de
loop der jaren honderden van verschenen.
Het
is mij niet bekend wie de componist en de tekstschrijver zijn.
Wellicht
kunt u mij helpen? |