|
Dierenliedjes - opgetekend door Ben Hartman Nachtegaal Bij een rubriek over dieren in het volkslied hoort natuurlijk een lied over de nachtegaal. Dit vogeltje heeft immers van oudsher een belangrijke functie in menig volkslied waarin de liefde het hoofdthema is. De nachtegaal in het volkslied komt het eerst voor in het ‘Zutphens Liedboek’ uit 1537!
Wat is de rol van de nachtegaal in het liefdeslied?
In ‘Het Antwerps Liedboek’, uitgegeven in 1544 lezen we in lied no. 194: ‘Nu wil ic gaen trecken dat groene wout in, Die fiere nachtegael vraghen: Maer of si alle gesceyden moeten zijn En dat eens twee liefkens waren’.
In: ‘Horae Belgicae’ van Hoffmann von Fallersleben, Hannover 1857, zien we het lied: ‘Die gebundene Nachtigall’, overigens in het Nederland gepubliceerd. In de nu volgende tekst zitten fragmenten die we terug zien in de veldopname.
Die gebundene Nachtigall.
1. De zon is ondergegangen De sterren blinken zo klaar, ‘k Wou dat ik met mijn liefste Schier over der heiden In een boomgaardje waar.
2. De boomgaard is gesloten En daar mag niemand in, Dan de fiere nachtegaal Schier over der heiden Die vliegt er van boven in.
3. Wij zullen de nachtegaal binden Zijn hoofdje al aan zijn voęn, Dat hij niet meer zal klappen Schier over der heiden Wat twee zoete liefjens doen.
4. Al hebt gij mij dan gebonden Mijn hartje is mijnder gezond, Ik kan noch evenwel klappen Schier over der heiden Wat twee zoete liefjens doen.
De veldopname maakten we bij mevrouw Schelle-Habraken in Udenhout in de jaren ‘70 van de vorige eeuw.
1. En in het rozenland zo zijn er wij gevaren En daar woont er ja voorwaar mijn zoete lief, Vlak voor mijn zoetelief haar deurtje En daar staan er ja twee bogaardjes* zoet. (wordt bedoeld: boomgaard)
2. Aan de ene groeide noten en beschuiten* (wordt bedoeld: nootmuscaten) Aan de andere kruidnageltjes zoet, Ik meende ik vrijde met zo’n rijke Maar helaas, het was een armene bloed.
3. En die bogaardjes waren gesloten En er kan er ja voorwaar ook niemand in, Niemand dan een klein, lief nachtegaaltje En dat vloog er ja van boventen in.
4. En kom, willen wij het nachtegaaltje vangen En vertrappen het al onder onze voet, Omdat ons niemand zal verklappen Wat wij onder deze bogaardjes doen.
5. En nu zullen wij ons liedje gaan besluiten Ter ere van zijn bruidegom en bruid, Recht vrolijk drinken, ja zo klinken En zo drinken wij ons glaasje uit.
Jaren geleden kreeg ik van, wijlen Arie van Roozendaal, u kent hem misschien nog wel als Brabantse liedjeszanger, een aantal zeer interessante losse liedblaadjes. Daarbij zat ook : ‘De verliefde minnaar’.
Het lied op dit losse liedblad bevat één couplet meer dan de variant van mevrouw Schelle-Habraken. Ik denk dat het derde couplet: ‘ik nam haar bij haar handje’ etc. vroeger weggekuist is! Vandaar dat mevrouw Schelle het waarschijnlijk niet kende.
Het losse liedblad was echt een vliegend blaadje, het werd gezongen van Noord-Brabant tot Terschelling! Ik vond hetzelfde lied namelijk nog terug in: ‘Terschellinger Volksleven’ van Jaap Kunst, uitgegeven in Den Haag, 1937. Het lied heet op Terschelling: ‘Naar het Rozenland zo zijne wij gevaren’, ofwel ‘De verliefde minnaar’ en het telt ook 6 coupletten. Kunst heeft als commentaar: Dit oude bruiloftliedje heeft men op Terschelling weer via ‘Het Vrolijke Bleekersmeisje’ leren kennen. Men kan het verder vinden in ‘De Sandvoorder Speelwagen’, Amsterdam 1719. Dan hebben we het over in die tijd populaire liedboekjes.
In het lied is er sprake van nootmuscaat ( noten en beschuiten) en kruidnagelen. Zelfs in het Antwerps Liedboek van 1544 komen deze specerijen al voor! In lied nummer 129: ‘Van den Lantsknecht’, is het 10 couplet als volgt: Ten eynde van mijns liefs hoofde Daer staen drie boomkens fijn, Die een draecht noten muscaten Die ander draecht nagelkijn.
In lied 97: ‘In Oostland wil ik varen’, kun je lezen:
Aen ghene groene heyde Daer staen twee boomkens fijn, Die een draecht noten muscaten Die ander draecht nagelkijn.
Die naghelen die zijn soete Die noten die zijn ront, Wanneer so sal ic cussen Mijns liefs roden mont?
In de regel worden (noot)muscaten en (kruid)nagelen samen genoemd, zij belichamen de lust in en het verdriet om de liefde. De nootmuscaten zijn immers zoet en de kruidnagelen bitter. De fijngemalen nootmuscaat werd aangewend als een geslachtsdriftprikkelend, stimulerend middel, een z.g. afrodisiakum.(Afrodisie is sexuele opwinding).
Wat betreft de bogaardjes: Hiermee wordt een boomgaard bedoeld. ‘Uit de boomgaard snoepen’ wil zeggen: stiekum vrijen.
Wat betreft Rozenland: De roos heeft een belangrijke symbolische betekenis in liedteksten. Wat vertegenwoordigt de roos zoal?
kleur van de roos.
De roos heeft ook duidelijk een relatie met het maagd-zijn. ‘Zij is haar roosje kwijt’ wil zeggen : zij is geen maagd meer. ‘Het roosje bloeit’: is een eufemisme voor menstruatie. ‘Rozen plukken of breken’, In de rozentuin lopen’ en ‘Dat roosje is al te vroeg geplukt’ zijn gezegdes die met ontmaagden te maken hebben. In een later aanvulling zal ik nog wat liedjes publiceren die in Noord-Brabant bekend zijn geweest en waarin de nachtgaal een prominente rol speelt. Uiteraard ga ik het dan ook hebben over het bekende sneeuwwit vogeltje. Dit is geen nachtegaal maar de thematiek in dit overbekende volksliedje vindt je terug in de zojuist besproken liedjes.
|