De
mijnwerker (2)
3.
Mijnwerkerslied. (Hoort gij dan het klokje luiden).
1.
Daar gaat
hij weer,die flinke,stoere werkman
neemt
afscheid van zijn vrouw en kind,
't is
onder de aarde waar hij dagelijks moet zwoegen
het brood
voor zijn dierbaar gezin.
Ze zijn
beangst wanneer hij gaat vertrekken
doch hunne
vreugde is oneindig groot,
wanneer
hij straks zal wederkeren
behouden
uit die mijnenschoot.
Refrein.
Dan luidt
de klok verscheidene malen
het was
voor hem toch een bevel,
om in de
diepte neer te dalen
daar onder
in die hel.
Hoort gij
niet het klokje luiden
zo roept
het lieve ,kleine kind,
nog
eenmaal omhelst hij beide
en snelt
dan heen gezwind.
2.
Wanneer de
zon daalt in het westen neder
dan is de
taak voor allen weer gedaan,
't
mijnwerkerskind staat met verlangen te luisteren
of zij de
klok nog niet hoort slaan.
Hoort zij
de klok, dan is 't voor haar een teken
te ijlen
dan zo hard zij kan naar huis,
om
moedertje van verre toe te roepen
de klok
slaat, nu komt vader weer naar huis,
Refrein.
Dan luidt
de klok verscheidene malen
moeder
laat haar werk staan,
moeder, zo
roept het kindje
laat ons
papaatje tegen gaan.
Hoort ge
niet het klokje luiden
de arme
vrouw zakt plots ineen,
op een
baar dragen zijn makkers
haar man
thans huiswaarts heen.
3.
Ziet gij
die stoet,gehuld in diepe rouw
schrijdt
langzaam naar 't kerkhof heen,
vervloekte
mijn, zo lispelt menig vrouwtje
wat rampen
bracht ge niet en droef geween.
En in die
stoet daar loopt een jonge weduwe
leidt aan
haar hand een kind, onschuldig klein,
dat niet
beseft zij weesje is geworden
haar
vadertje voor altijd kwijt te zijn.
Refrein.
Dan luidt
de klok verscheidene malen
ten grave
daalt die werkman neer,
moeder, zo
roept het kindje
komt
papaatje nu niet meer.
Hoort gij
niet het klokje luiden
wil
papaatje niet meer bij ons zijn,
in 'n
wanhoopskreet was moeders antwoord
o, gij,
vervloekte mijn!
In 1981
gezongen door mevr. Peters- van Herpen en haar broer Janus,
allebei uit Schijndel.
Dit lied
dat ook wel als titel heeft: Kind van de mijnwerker, komt in
veel liedjesschriften voor en op losse liedbladen. Het moet zeer
populair geweest zijn.
De melodie
wordt later bijgevoegd.
4. De
mijnwerkers.
Dit lied beluisteren zoals
het gezongen wordt door de vader (83) van mevrouw H. Thijssen:
Klik hier met linkermuisknop.
Download deze mp3: Klik hier
met rechtermuisknop.
1.
Zij waren
drie jaren gelukkig getrouwd
Twee
arbeiderskinderen met harten van goud
En beide
in de mijnstreek geboren
Trouw
daalde hij af in die duistere schacht
Al had
daar zijn vader ook diep in de nacht
Bij een
mijnramp zijn leven verloren
Zij
leefden alleen voor hun kindje, hun schat
En
kibbelden zelden al was er eens wat
Wanneer
hij dan s morgens zijn plicht weer ging doen
Dan zei ze
Glόck auf en gaf hem een zoen.
Refrein.
Maar zwart
spreidde het mijngat zijn gapende muil
Stil
wachtte de schatten benee in de kuil
En lokken
de ijverige mijnwerkers aan
Tot hakken
en graven als ijverige slaven
Hun brood,
maar hoe dikwijls hun graf.
2.
Maar eens
op een morgen voor t eerst na drie jaar
Toen
kregen zij hevige twist met elkaar
En geen
wou van toegeven weten
Daar
stonden zij beide te beven van nijd
En zeiden
zij dingen nog nimmer gezeid
Te scherp
om weer gauw te vergeten
Des s
anderen daags waren ze beide nog verstoord
Zij liep
maar te mokken en hij sprak geen woord
Hij ging
naar de mijnen, hoe kon zij het doen
Ze zijn
geen glόck auf en gaf hem geen zoen.
Refrein.
3.
Een kreet
klonk in t rond, er was brand in de mijn
Het volk
snelde toe, maar de kans was te klein
Om het
vuur in die mijnhel te doven
Een groep
kameraden die groef nog kordaat
Een heel
nieuwe schacht, maar het was reeds te laat
Zij
droegen slechts lijken naar boven
Daar
knielde een vrouw met wanhopig gegil
Bij een
van die doden zo roerloos en stil
Zacht nam
zij het hoofd in haar armen en toen
Toen zei
ze glόck auf en gaf hem een zoen.
Refrein.
Maar zwart
sperde weer het mijngat zijn gapende muil
Stil
wachten de schatten benee in de kuil
En lokken
weer andere mijnwerkers aan
Tot hakken
en graven als ijverige slaven
Hun brood,
maar hoe dikwijls hun graf.
We vonden
deze mijnwerkerssmartlap in een heel klein liedschriftje van Jana
van de Donk uit Den Dungen. Zij schreef deze en andere liedteksten
op in 1939.
Jana heeft
nogal wat liedjes voor ons gezongen, de melodie van dit
mijnwerkerslied kende zij helaas niet.
5. De
mijnwerker.
Het
volgende lied is onvolledig; ik trof het aan op een gekopieerd
velletje papier en de tekst was nauwelijks te lezen.
Misschien
zijn er lezers die het lied herkennen en wellicht kunnen
verbeteren en/of aanvullen?
1.
Waar boven
ons allen een zonlicht straalt
Daal ik in
de groeve neer,
Door
ijzeren drang is ΄t lot gestaald
Telkens,
telkens weer
Daal ik
omlaag door donkeren schacht
Rondom mij
heen is een duisteren nacht
Een
laatste groet Glόckauf het moet
De lift
suist naar onder met spoed.
Refrein:
O, welk
een arbeid, welk een taak wacht mij daar
Rondom mij
heen ΄t uw dreigend gevaar
Reeds
heeft de dood velen gehaald
Het zwarte
goud dat wordt duur betaald.
2.
In die
donkere
waar gaslucht
..
Werd ik
ook
gered
Helaas
vele vrienden verongelukt
Door
stortend puinhoop verplet
Doodskreten
klinken die gangen door
Klinken zo
pijnlijk in makkers oor
Een
kameraad die zijn leven laat
Als offer
der plicht henen gaat.
Refrein:
3.
Waar boven
ons allen een zonlicht straalt
Daar staat
een pracht paleis
Weelderig
met rozen in ΄t rond omlijdt
Gelijk uw
paradijs
΄t is het
kantoor van de Maatschappij
Die
profiteert van ΄t werk van mij
Dan kom
per jaar
Eens bij
elkaar
Als
aandeelhouder der woekerschaar.
Refrein:
4.
En bij het
maken van hunnen balans
Telt men
geen doden maar spreekt men van kans
Hoe wordt
er nog meer winst gemaakt
Het zwarte
goud dat wordt duur betaald.
.
.
.
.
6. Glόck auf
1.
Zij dalen in donkere schachten
Waar nooit eens n zonnetje lacht,
Zij zwoegen er dagen en nachten
Terwijl hun gezin angstig wacht.
Refrein:
Het zwarte goud van onze mijnen
Lokt jong en oud diep in de schacht,
Daar zal voor hen geen zon meer schijnen
Want in de mijn regeert de nacht,
Glόck auf, Glόck auf, klinkt hun groet
Glόck auf, kameraad, t ga je goed.
2.
En diep in de schacht van de aarde
Waar menig gevaar wordt doorstaan,
Ontluikt als een blijvende waarde
n Vriendschap die nooit zal vergaan.
Refrein.
3.
Al zijn het nu slepers of houwers
Die kompels daarginds in de mijn,
Ze vormen de moedige sjouwers
Waar iedereen trots op kan zijn.
Refrein.
Dit mijnwerkerslied, met een mijnwerkersgroet als titel, vond ik
in een liedbundel van mevrouw Nellie Hermes-Nouwens uit Schijndel.
Zij heeft het niet voor mij gezongen zodat er een muzieknotatie
ontbreekt bij deze tekst.
|