CuBra
Inhoud beroepen liedjes
Inhoud alle liedjes
Home
Inhoud dieren- liedjes
lnhoud feestliedjes
De scharensliep

Ben Hartman

Liedjes over beroepen - De rijke boer 

Elke week een nieuwe aflevering op maandag (nog) geen muzieknotatie

De rijke boer

 

De tekst van deze klucht komt uit een liedjesschrift uit Haaren, van de hand van G.Vriens. Ik vond practisch dezelfde tekst nog in een liedjesschrift uit Esch, afkomstig van Christiaan van de Laar die zijn liedjesschriften in het begin van de vorige eeuw volschreef, honderd jaar geleden dus!

Ik heb de eigenaren van deze liedjesschriften nooit gekend. Soms kom je op een andere manier in het bezit van liedjesschriften of losse liedbladen, je krijgt eens wat van iemand of koopt ze op bijvoorbeeld een boekenmarkt.

Beide teksten heb ik vergeleken en wat op elkaar afgestemd. Ik heb nu de indruk dat de tekst compleet is!

 

Ook mevrouw Schelle-Habraken uit Udenhout kende dit lied. Ik nam het bij haar op in 1977.

Bij haar heet het lied: ’t Is van een Waals boer’, en de tekst die zij zong was zeer gebrekkig vergeleken met de teksten uit de zojuist genoemde liedjesschriften.

 

Ik vond het lied nog terug in een liedboek: ‘Oudkempische volkliederen en dansen’, deel 3, verzameld door Theophiel Peeters ( 1883-1949) en uitgegeven in 1952.

Daar heet het lied dat ook 13 coepletten heeft : ‘De bedrogen boer’, en Peeters heeft als commentaar: ‘dit liedje werd door mij opgetekend te Zammel ten jare 1909. De tekst is zeer gebrekkig’.

Ik vind overigens dat dat wel meevalt als je de tekst vergelijkt met die van het liedjesschrift uit Haaren!

Verder vond ik het lied nog in ‘Líederen en Dansen uit de Kempen’, daar heeft het als titel: ‘De schoenelapper’, en in ‘Honderd oude Vlaamse liederen’ door Jan Bols verzameld en uitgegeven in 1897 vond ik een prachtige variant: ‘Het Liedeken van Katoken’.

Voorlopig gebruik ik de melodie die door Peeters werd opgetekend, de veldopname van mevrouw Schelle-Habraken volgt later!

 

1.

Ja vrienden hoort naar mijn vermaan

De klucht die ik zal zingen gaan

De wereld die is vol bedrog

En wat ik zing geschiedt er nog

Van ene rijke boer

Hoort hoe hij laatst nog voer

Hij deed niets dan razen

Van zijn land, bos en kant

Snoeven en blazen

Op zijn geld en groot verstand.

 

2.

De boer die had een dochter dan

Die was genegen tot een man

Zij werd gevrijd door Peer en Pauw

Meer om het geld dan om de vrouw

Maar ene die haar mint

Was ook een enigst kind

Van ene rijke pachter

In ‘t gewin, vol van min

Hij moest niet staan van achter

Om te trouwen een boerin.

 

3.

Jan Peer die vraagt zijn lief het woord

Die deed haar vader het transpoort

Of dat zij trouwen mocht met Jan

Zijn vader heeft een goed gespan

Vier paarden in getal

Tien koeien op de stal

En een grote hoop van zwijnen

En daarbij nog meer dat wij

Veel kiekes en konijnen

Lopen op zijn pachterij.

 

4.

De boer die sprak mijn kind Katrien

Dat wil ik nu of nooit niet zien

Ik heb wat anders in de zin

Want gij dient er voor geen boerin

Waar gij uw zin op stelt

Ik ben voorzien van geld

Gij zijt nog jong van jaren

Simpel meid, wacht uw tijd

Gij zult veel beter varen

Trouwt een man van kwaliteit.

 

5.

Jan Peer die vraagt zijn lief bescheid

Wat haren vader heeft gezeid

Zij deed haar lief het compliment

Als dat hij er niet mee was content

Ik zeg u voor het laatst adju

Mijn vader wil aan u

Mij niet ten huwelijk geven

Wilt verstaan, mijn vermaan

Want het boerinnenleven

Dat staat mij niet meer aan.

 

6.

Jan Peer die hoorde tot zijn pijn

Als dat Cato moest juffrouw zijn

Hij nam dan van zijn lief afscheid

Gij zult nog leren met ter tijd

Hij dacht ik heb gans blind

Nog ene arme vrind

In de stad Rijsel wonen

Kloek van moed, zonder goed

Ik zal de boer belonen

Voor de afgrond die mij doet

 

7.

Jan Peer die schreef dan ene brief

Al naar ’t afscheid van zijn lief

Hij liet die steeds naar Rijsel doen

Naar Dries, de Lapper van oude schoen

Die kwam na korte tijd

Jan Peer heeft hem gezeid

Gij moet mij niet verklappen

Mijn kozijn, houd u fijn

Gij moet geen schoenen lappen

Als gij Catokes man wilt zijn.

 

8.

Jan Peer heeft hem in staat gesteld

En zijne zak voorzien van geld

Met een degen op zijn gat

Hij pronkte als een keizerskat

Heel proper, mooi en net

Gelijk een Frans cadet

Ging hij Catoke minnen

Heel present, onbekend

Zij liet de lapper binnen

Vraagde aan haar Mom Peer consent.

 

9.

Mom Peer die vraagde op zijn pas

Wat zijn beroep en afkomst was

Hij zei: ik ben doktoor bekend

Te Rijsel is mijn logement

Een man van grote staat

Door mijne wijzen raad

Kom ik uw dochter trouwen

Vader zoet mij voldoet

Het zal u nooit berouwen

Want ik heb veel geld en goed.

 

10.

Mom Peer die vraagt al aan zijn kind

Of dat zij was doktoor gezind

Dan leert ge Frans en goed Latijn

’t Is beter dan boerin te zijn

Een man van groot verstand

Cato die gaf haar hand

Aan Dries de schoenenlapper

En haar blom, bont en dom

Deze trouw was, gauw en dapper

En Jan Peer die lacht zich krom.

 

11.

Mijnheer doktoor was zeer verblijd

Zodra hij werd in huis geleid

Hij heeft Catoke al geleerd

Van al wat hem ’t meest mankeert

En nu op staande voet

Ontsluit hij al zijn goed

Een mand met oude schoenen

Heel ’t gesnoer bracht hij voor

De boer die riep kapoenen

Is dat van mijnheer doktoor.

 

12.

Catoke vraagt aan hare man

Waar blijft uw geld en meubels dan

Hij sprak dat is mijn heel sieraad

Van mijn gedrag en hoge staat

De boer die berst van spijt

Als hem zijn dochter zeid’

Mom Peer wij zijn bedrogen

Door uw fout, die mij rouwt

Het heeft aan u gelegen

Of ik had Jan Peer getrouwd.

 

13.

Dus meisje als ik u raden moet

Al heeft uw vader geld en goed

Trouw dan toch geen mijnheer doktoor

Want gij komt in datzelfde spoor

Trouw liever Jan of Toon

Ene boer of pachterszoon

Als met een schoenenlapper

Tot uw spijt en verwijt

Al is hij zes maal knapper

Dan de jongman die u vrijt.