1.
Wie is de
vader van ’t land, de boer
Bestuurt
het erf met vaste hand, de boer
Wie haalt
des burgers laatste duit
En kleedt
met vreugd de heren uit,
Refrein:
De boer,
de boer, de boer
De boer,
de boer, de boer!
2.
Wie komt
er graag op elk feest, de boer
En hangt
er dan nooit uit de beest, de boer
Wie eet er
zes maal op een dag
En weet
niet waar hij ’t laten mag,
Refrein.
3.
Wie laat
de pastoor nooit in de steek, de boer
En slaapt
er zondags in de preek, de boer
Wie lust
er gère balkenbrij
En brood
met spek en worst erbij,
Refrein.
4.
Wie is
niet bang voor mest en stank, de boer
En roert
erdoor al is ’t lang, de boer
Wie pompt
het op met vaste hand
En spuit
het lekker over ’t land,
Refrein.
5.
Wie voert
zijn varkens roggemeel, de boer
En geeft
om ’s lands belang niet veel, de boer
Wie perst
met vreugd’ het koolzaad uit
En doet de
olie in de tuit,
Refrein.
6.
Wie houdt
er graag van zijn gemak, de boer
En heeft
er schijt aan stadse kak, de boer
Wie laat
er steeds een scheet in ‘t veld
Nog harder
dan de brandweer belt,
Refrein.
7.
Wie
moppert nooit al op het weer, de boer
En legt er
zich direkt bij neer, de boer
Wie weegt
er nooit een mulder na
En slaat
de bakker in zijn la,
Refrein.
8.
Wie is er
eerlijk wijd in ’t rond, de boer
Maar
brengt veel eieren naar de Bond, de boer
Wie brengt
de romme naar ’t fabriek
Al zijn de
koeien van ’t klauwzee- ziek,
Refrein.
9.
Wie brengt
karbonade naar de pastoor, de boer
En krijgt
een kwaaie sigaar ervoor, de boer
Wie
moppert er nooit op ’t weer
En legt er
zich direct bij neer,
Refrein.
10.
Maar toch
wie is de beste vent, de boer
Van kerk
en staat het fundament, de boer
Wie is het
die men niet missen kan
Daar leven
alle mensen van,
Refrein.
11.
Wie houdt
de kippen aan de leg, de boer
En geeft
voor niks de zeug haast weg, de boer
Wie laat
de crisis maar begaan
Al zijn de
centen naar de maan,
Refrein.