De
wisselwachter
Het
lied van de wisselwachter stond in het liedjesschrift van Anna
Merks- Schevers uit Schijndel en wel het enig overgebleven schrift
zoals ze mij vertelde. De anderen zijn door de muizen opgevreten!
Zo
ziet u maar weer, ben altijd zuinig op uw spullen en berg ze goed
op!
Anna
is geboren in 1903 en woonde in Schijndel, Heikant B 134, wanneer
zij is gestorven weet ik niet.
Het
enig overgebleven liedjesschrift dateert van 29-2-1929.
De
melodie kende zij niet, ik bezocht haar in 1984 op het
bejaardenhuis in Schijndel.
De
heer van de Brand, ook uit Schijndel, kende de melodie nog wel en
hij zong die voor ons in 1983. Ik kon er, bij het beluisteren van
de opname, geen touw aan vast knopen, het was niet mogelijk om een
melodie uit te schrijven.
Heel
jammer want samen met zijn vrouw zong de heer van de Brand toch
wel een aantal leuke liedjes.
Je
kunt er gerust van uitgaan dat dit lied op een los liedblad
verspreid is, we hebben er echter nog geen bewijs voor.
En
de logische vraag is: wie kent de melodie van ‘de wisselwachter’?
1.
Ziet
gij op die spoorwegbaan
Niet
een wisselwachter staan
‘t
Is een man die met vlijt
Hart
en ziel voor de arbeid wijd
Voorwaar
zijn taak is niet zwaar
Maar
ontzaglijk groot gevaar
Door
een kleine onoplettendheid
Kost
mensenleven, welk een spijt.
2.
Daar
hoorde hij een signaal
Van
de sneltrein die komen zal
Daar
klinkt weer een tweede bel
Van
een seintoestel
Twee
treinen die in aantocht zijn
Hij
schikt zich elk op hunne lijn
Nu
heeft hij met volle kracht
Zijn
taak volbracht.
3.
Reeds
in de verte ontwaarde hij
Het
monster, dat kwam naderbij
Hij
hoort het gerol en gezucht
Hij
ziet de rookzuil in de lucht
Doch
op die zelfde stond
Valt
hij schier van schrik ter grond
Zijn
kindje lief, zijn meisje klein
Speelde
op de spoorweglijn.
4.
Hij
slaakte een pijnlijke kreet
Die
door merg en been heen sneed
Maar
voor zijn kind redders, inderdaad
Was
het reeds te laat
Hij
dacht aan zijn plicht niet meer
Hij
rukte de hefboom neer
En
stuivende holt de trein
Op
een andere lijn.
5.
Dan
snelt hij gans ontzint
Naar
zijn niets beseffend kind
Dat
rustig en ongestoord
Speelde
op de spoorlijn voort
Lachend,
wenend, tegelijk
Bibberend,
bleek zoals een lijk
Snelt
hij met zijn kindje teer
Naar
zijn spoorweghuisje weer.
6.
Daar
hoorde hij een gekraak
Door
een menselijkheid geslaakt
Ontwaarde
hij een rode gloed
Gemengd
met bloed
De
spoorwegramp die was volbracht
Met
een ijswekkende kracht
En
hij keerde met een bang gevoel
In
de vuurpoel.
7.
Koud
nadien was ’t tribunaal
In
die ruime rechterszaal
De
man sprak tot verdediging
Rechter
ik deed het voor mijn lieveling
De
rechter sprak het moet
Zelfs
je eigen vlees en bloed
Offer
voor je plicht niet meer
Want
je zijt strafbaar en schuldig voor dat feit.
8.
Twintig
jaren tuchthuisstraf
Kreeg
die arme man zo braaf
Twee
rijkaards waren gedood
De
ramp was groot
Maar
in ’t oorlogsvuur
Vielen
er honderden per uur
Niet
één weet daar gewis
Wie
er strafbaar voor is.
|