De
burgemeester
Ik
vond in mijn liedarchief maar één lied over een burgemeester.
Mevrouw Schelle-Habraken zong voor ons dit komische lied in 1977
toen zij nog in Udenhout woonde, later is zij verhuisd naar
Moergestel.
Als je de onderstaande tekst leest kun je je wel voorstellen dat
menige stadse heer jaloers was op zo’n luizenbaantje als hier
bezongen.
Het lijkt wel of het leven van deze burgemeester zich afspeelt in
de tijd waarin Swiebertje actief was; mocht deze prachtige serie
nog ‘lopen’ dan zou je de burgemeester van Geindorp zo kunnen
casten.
De burgemeester van Geindorp
1.
‘s Morgens om een uur of acht
kruip ik uit mijn veren
en ik zeg ene goeie nacht
het kan een mens niet deren
Annemie zet koffie klaar
goeie mik met krenten
vraag er in de stad eens naar
niks as complimenten.
Refrein:
Inderdaad en ik heb 't partjen niet kwaad
en geloof maar op mijn eer
dat zo menige stadse heer
sjiek en fijn, sjiek en fijn
wel in mijn plaats wil zijn.
2.
En als de klok tien uren slaat
dan stop ik vlug mijn pijpke
en dan kuier ik naar de raad
op een hanenstepke
daar een uur of drie geklad
en ik zit in 't Zwaantje
doeget zo 's in de stad
en ik heb het beste baantje.
Refrein.
3.
's Middags vul ik goed mijn valies
en ik ga wel geschapen
aan de hooimijt op den Dries
lekker liggen slapen
zelfs al loopt het raadhuis weg
laat ik me niet storen
doeget in de stad zo, zeg
laat dan maar eens horen.
Refrein.
4.
Heb ik dan mijn dutje uit
dan ga ik prommeneren
over velden, bos en kluit
juist naar mijn begeren
ik ga de varkens van mijn gebuur
al om een ham bestuiten
in de stad koop je alles duur
en ik hoef maar te fluiten.
Refrein.
5.
En dan nog ter eer van 't feest
dat we heden vieren
ik zie het aan de goeie geest
en aan je manieren
ik wens u allen dan tesaam
een lang, gelukkig leven
op 't gezelschap zonder faam
waar we saam naar streven.
Refrein.
6.
En ik dank u wel voor uw lawaai
en uw domineren
komde soms eens in de hei
dan za'k flink tracteren
spekkoek, erwtensoep, mullekepap
en ik heb 't alle dagen
nee, voorwaar en 't is geen grap
ik wed degge niet zult klagen.
Refrein
|