De nu
volgende tekst is een reconstructie naar aanleiding van een aantal
veldopnames die ik maakte.
Mevrouw
Geerts- Sanders uit Schijndel zong voor ons couplet 1, 2, 3, 4, 5,
7 en 8. De resterende 5 coupletten haalde ik uit het liedschrift
van mevrouw van Roosmalen- van Ballekom uit Veghel.
Ik vond
dit prachtig, dramatische lied nog terug in een liedschrift van
Jana van de Donk uit Den Dungen en mevrouw van de Brand- Doleweert
uit Schijndel vond het heel erg dat ze maar één coupletje kende,
ze zong het voor ons in 1983 en vertelde daarna de inhoud. Ze zei
dat de tekst altijd grote indruk op haar gemaakt had.
1.
Zij was
Johanna, de dienstmeid uit ’t centrum der stad
De jongste
onder de meiden
Zij had
het in haar leven wel beter gehad
Dat waren
gelukkige tijden
Zij was
eenvoudig, helder en zacht
Zij kende
geen kwaad, had vertrouwen
Op hem die
haar hoofdje op hol had gebracht
En die
haar toch nimmer zou trouwen.
2.
’t Was
eens op een avond, Johanna alleen
Zat diep
in gedachten verzonken
Bij ’t
vuur van de keuken, dat ligt haar bescheen
Bij ’t
rustig geknetter der vonken
Zij dacht
aan de zoon van haar meesteres
Die een
briefje voor haar had geschreven
Dat hij
aan Johanna terstond na de les
Als
besluit in haar hand had gegeven.
3.
Want
Johanna had gisteren haar verjaardag herdacht
’t was
de eerste hier onder de mensen
De jonge
meneer had haar ook goed bedacht
Hij was
persoonlijk haar geluk komen wensen
Hij heeft
haar toen veel moois verteld
Van vele
jaren voor deze
En daarbij
een goudstuk op tafel gelegd
Daar kon
ze tevreden mee wezen.
4.
En als nu
zijn oudjes erop uit zijn gegaan
Mag
Johanna op zijn kamertje komen
Hij was de
man met haar lot begaan
Hij had
haar lot ter harte genomen
Hij heeft
haar zijn bibliotheek laten zien
En boeken
met prachtige platen
En onder
’t genot van wat wijn bovendien
Mocht
Johanna nog wat blijven praten.
5.
Johanna
die kwam er nog menige keer
Dat begon
hem al gauw te vervelen
Want zij
bezat haar schoonheid niet meer
Wat kon
hem zo’n meid nou verschelen
Zij moest
er maar uit, ’t was nu nog de tijd
Om met er
een ander te trouwen
Zij was
nog zo jong en zij was maar een meid
Er zijn er
zo veel van die vrouwen.
6.
Als
Johanna hem haar geheim heeft verteld
Met het
schaamterood op hare kaken
Dan is hij
vertederd en biedt haar ook geld
Om zich
van de zaak af te maken
En Johanna
die was verpletterd van smart
Toen dood
haar kind werd geboren
Zij lachte
nog slechts in gedachte verward
Ze was
voor dit leven verloren.
7.
Hij is nu
dokter, reeds jaren getrouwd
Hij woont
op een villaatje buiten
Hij heeft
een mooi vrouwtje waar hij veel van houdt
Maar meer
houdt hij van zijn duiten
Hij is nu
dokter maar van gewicht
Zojuist
heeft men he,m laten roepen
Bij een
arme vrouw die op sterven ligt
Doodziek
bij ’t koetshuis gevonden.
8.
Maar voor
dat hij gaat, geeft hij nog ’t bevel
Dat
niemand hem mag komen storen
’n
mensenleven staat hier op ’t spel
Misschien
is ze nog niet verloren
Hij gaat
naar de zieke, maar wat treft zijn oog
Een vrouw
in lompen gelegen
’t Was
zijn Johanna die hij eens bedroog
Maar waar
hij nooit meer naar om had gekeken.
9.
Ik dank u
dat gij gekomen zijt
’t was
mijn laatste wens hier op aarde
Eens in
mijn leven heb ik liefde gekend
Zonder jou
had mijn leven geen waarde
Ik zonk
steeds dieper in ’t slijk
Ge zult
’t toch zeker wel weten
Jij bent
nu getrouwd, gelukkig en rijk
Maar mij,
ja mij heb je vergeten.
10.
Jij was de
man die mij alles ontnam
De man
zonder mededogen
Maar nu
zie ik zelf het einde daarvan
Nu sluit
ik voor eeuwig mijn ogen
Maar dit
zeg ik jou in mijn stervensuur
Ik heb je
lief en ik wil je vergeven
Ik offerde
voor jou steeds mijn geluk
En nu nog
zodra mijn leven.
11.
Haar stem
wordt steeds zwakker, het spreken valt zwaar
Wat moet
er zo’n arme toch lijden
Één wens
nog, ’t is de laatste van haar
Dan kan
zij ’t leven verlaten
De mond
half open, nauw’ hoorbaar haar stem
Zegt zij
met haar laatste krachten
Toe kus me
nog eens, zoals je vroeger het deed
Dat zal
mij ’t lijden verzachten.
12.
En hij dan
ontroerd tot in ’t diepste van zijn ziel
En niet
meer bij macht’ om te spreken
Hij kust
dan de meid die hem eens zo beviel
En waar
hij niet meer naar om had gekeken
Hij denkt
nog eens aan de tijd van weleer
Aan
hetgeen zij hem had gegeven
Hij valt
op zijn knieën voor ’t sterfbed neer
En hij
weent voor ’t eerst van zijn leven.
De
volgende tekst kreeg ik van mevrouw Pennings -Smits uit Schijndel.
Zij kende de melodie niet.
De tekst
is min of meer in ’t dialect opgeschreven, ik heb hier niet te
veel aan gesleuteld en de tekst bijna letterlijk overgenomen.
1.
en bij de
zusters staat m'n kamerke gelukkig klaar.
2.
Ge kunt
wel gauw veranderen, maar 't is overal iet.
3.
En van de
congregatie heb ik d'r ook nog ene bij.
4.
Dan kunde
dat beter nie doen, hè ons moeder gezeejd.
5.
vergeet
z'n trouwe maagden hier op aarde niet.
In de
liedverzameling van mevrouw P. Heessels- van Maaren vond ik nog
een moordlied op een vliegend blaadje.
Daarin
wordt de moord op een 17-jarige dienstbode bezongen.