HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

62ste Jaargang - mei 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Toon Horsten, Landlopers. Vagebonden, verschoppelingen en weldadigheidskolonies. Amsterdam: Atlas Contact 2013, 336 pp., ISBN 978-90-450-1932-1, pb., € 24,95.

www.natuurenbos.be/nl-BE/Domeinen/Antwerpen/Wortel_Kolonie.aspx

www.gevangenismuseum.be

Ook in Veenhuizen bevindt zich sinds 2005 een Gevangenismuseum: www.gevangenismuseum.nl

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – mei 2013

 

 

Zonder geld van huis? Landloper!

 

Toon Horsten schreef een mooi boek over de weldadigheidskolonies in Wortel en Merksplas, op een steenworp over de grens in de Antwerpse Kempen. Met compassie en inzicht beschrijft hij hoe de maatschappij met vallen en opstaan omgaat met weerspannige medemensen.

 

door Lauran Toorians

 

Illegaliteit wordt strafbaar, staat in het regeerakkoord waar PvdA en VVD ondanks alle weerstand op dit punt toch aan willen vasthouden. Wie voor de wet niet bestaat, wordt daarmee voor de wet strafbaar. Hoe krom kan het zijn? In 1808 gebeurde iets vergelijkbaars. Op 5 juli van dat jaar vaardigde Napoleon een keizerlijk decreet uit dat landloperij tot een misdrijf maakte. Later vond dit decreet ook in de naties die in 1815 uit het grote keizerrijk werden losgeweekt zijn weg naar de wetboeken. Zo werd landloperij niet alleen in Frankrijk, maar ook in Nederland en België een misdrijf.

 

foto’s uit besproken boek (© Uitgeverij Atlas Contact)

 

Iedereen die op de openbare weg werd aangetroffen zonder duidelijk zichtbaar doel en zonder geld op zak kon zonder omhaal worden opgepakt en opgesloten in een ‘bedelaarsgesticht’. Daar – was het ideaal – moest de landloper dan worden opgevoed tot een oppassend burger, al kwam daar in de praktijk weinig van terecht. In dit licht bezien is het niet verbazingwekkend dat ook de PvdA instemt met de huidige regeringsplannen. De maakbaarheid van de samenleving en de kneedbaarheid van het individu (verheffing) liggen immers aan de basis van het sociaaldemocratische gedachtegoed waar deze partij op is gebouwd. Voor respect voor ’s mensen eigenaardigheden is daarbij weinig plaats, zo lijkt het.

 

Weerspannig

Nu is landlopers opsluiten één ding, maar wat moet je vervolgens met die mensen? Landlopen was immers wel een overtreding, maar geen misdaad die zwaar bestraft diende te worden. In 1944 vatte de Antwerpse auteur Amand de Lattin het als volgt samen: ‘Gij wilt bedelen, gij wilt landlopen, goed. Maar dan zullen wij u interneren. Niet als een dief of een moordenaar, alleen als een weerspannige. En die internering zal van lange duur zijn en gebeuren onder het regime van de verplichte arbeid.’

Met dit dilemma werd in het Koninkrijk der Nederlanden vanaf 1815 flink geworsteld. De Nederlandse generaal Johannes van den Bosch (1780-1844), die als gouverneur van Nederlands-Indië het roemruchte cultuurstelsel invoerde om zo de kolonie winstgevend te maken, liet zich in 1818 in Nederland inspireren tot de oprichting van de Maatschappij van Weldadigheid. Nog in datzelfde jaar ging deze maatschappij van start, met als centrale doelstelling om hulp te bieden aan gezinnen die na de Franse overheersing verarmd waren achtergebleven. Het ging daarbij vooral om stedelijke paupers en in eerste instantie dus nog niet om landlopers. Van den Bosch kocht in Drenthe woeste grond die door deze de armen ontgonnen kon worden, waarna zij er een boerderijtje zouden hebben.

Het Huis Westerbeek op landgoed Westerbeeksloot in het huidige Frederiksoord werd het bestuurlijk centrum van de Maatschappij. De naam verwijs naar prins Frederik, de tweede zoon van koning Willem I, die als grootste geldschieter in het project was gestapt. Het huidige Frederiksoord ontstond uit de oorspronkelijke Kolonies I en II. Niet veel later volgden Wilhelminaoord en Boschoord in het zuidwesten van Drenthe en Willemsoord in het noordwesten van Overijssel.

 

België

Voor de zuidelijke Nederlanden – en na de afscheiding dus voor België – bestond er al een bedelaarsgesticht in Hoogstraten en werd door de Maatschappij een kolonie opgericht in het daar vlakbij gelegen Wortel. Dit alles op een steenworp afstand van de Nederlands-Belgische grens in een streek die toen even woest en verlaten was als het verre noordoosten van Nederland. Wie in deze kolonies van weldadigheid terechtkwam deed dat strikt genomen vrijwillig. De praktijk zal vaak anders zijn geweest, want tal van gemeentes – die zelf meebetaalden – wilden graag van hun paupers af. De ‘kolonisten’ kregen een woning, gereedschap, begeleiding bij het voor hen volstrekt vreemde werk, en onderwijs en gezondheidszorg.

Daarnaast ontstonden ook strafkolonies in Veenhuizen, Ommerschans en bij Hoogstraten in Merksplas. Hier ging men dus gedwongen naartoe en het waren deze kolonies waar de echte landlopers terecht kwamen. Ook wie in een ‘vrije kolonie’ ontspoorde, liep het risico voor straf in een onvrije kolonie te worden opgesloten. Daar werden de kolonisten onder een soort militair regime verplicht aan het werk gezet. Daarmee betaalden zij hun eigen kost en inwoning en verdienden ze ook nog wat geld dat ze bij hun vrijlating meekregen.

Het lichtend voorbeeld voor de Maatschappij van Weldadigheid was de van oorsprong Welse ondernemer en ‘utopisch socialist’ Robert Owen (1771-1858). Die bouwde de grote textielfabriek van zijn schoonvader in New Lanark (Schotland) uit tot een idealistische arbeidsgemeenschap à la Batadorp met alle voorzieningen om het de arbeiders zo aangenaam mogelijk te maken (maar ook met gedwongen winkelnering). Owen publiceerde ook over zijn kijk op armoedebestrijding en trok daarmee wereldwijd de aandacht.

Met deze hooggestemde idealen stuitte de Maatschappij van Weldadigheid ook op weerstand, onder meer uit streng christelijke hoek. Daar werd gevreesd dat wanneer er geen armen en behoeftigen meer zouden zijn, het niet langer mogelijk was om goede werken te doen en zo een plaatsje in de hemel te kopen...

  

 

Compassie

Toon Horsten, opgegroeid in Wortel en journalist voor onder meer De Standaard, schreef een mooi boek over de landloperskolonies in Wortel en Merksplas. Hij beschrijft daarin de bewogen geschiedenis van deze instellingen die enkele keren in hun opzet werden aangepast en die tijdens de Wereldoorlogen ook enige tijd vluchtelingen, gevangenen en recent ook nog asielzoekers hebben gehuisvest. Door de mix van historische beschrijving, eigen herinneringen en interviews met alle mogelijke betrokkenen is de structuur van het boek enigszins onevenwichtig. De vlotte vertelstijl van Horsten maakt evenwel dat je daar als lezer weinig van merkt. Het boek is uiterst lezenswaardig en met grote compassie geschreven.

Een van de opmerkelijke zaken die hij beschrijft en ook goed navoelbaar maakt, is dat de opzet van de kolonies in de hand werkte dat de bewoners een soort ‘draaideurlandlopers’ werden. Wie zijn opgelegde tijd in de kolonie had uitgezeten en voldoende geld had verdiend, ging ‘naar buiten’ en trok in vrijwel alle gevallen meteen naar de stad – veelal Antwerpen – om daar de bloemetjes buiten te zetten. Als na enkele dagen het geld op was, kwam de landloper vaak zichzelf melden bij het gerecht in Turnhout om zo opnieuw in de kolonie te worden opgenomen. Veel van de ‘kolonisten’ hadden er hun eigen bed dat in geval van vrijlating enkele dagen voor hen bleef gereserveerd. Dat lijkt uitzichtloos, en dat is het natuurlijk ook, maar Horsten laat zien dat een alternatief eigenlijk niet goed denkbaar is.

 

 

Kafkaësk

Toen de Belgische kolonies in 1993 bij wet werden opgeheven – de beschrijving hoe iedereen ‘vergat’ dit aan de kolonies zelf mede te delen is kafkaësk – bleek er geen goed alternatief voorhanden en belandde tal van landlopers op straat. In Wortel mochten de kolonisten die dat wilden in een soort uitsterfregeling blijven, waarbij justitie en politie zich zeker op lokaal en regionaal niveau van een opmerkelijk humane kant lieten zien. Het waren vooral de bejaarde zwervers die hiervan gebruik maakten. Na deze opheffing werden de instellingen zelf omgevormd tot reguliere gevangenissen, met voor Merksplas een grote dependance in Tilburg waar toen nog een groot cellenoverschot bestond.

In Nederland verdwenen de landloperskolonies al eerder. Toch werd hier pas in 2000 landloperij uit het Wetboek van Strafrecht geschrapt. Nu voeren we zo’n wet dus opnieuw in. Weerspannig betekent nu echter niet zozeer ‘zonder geld op zak’, maar ‘zonder identiteitspapieren’. In het Frans heet je dan gewoon sans papiers, hier ben je illegaal, non-existent en toch strafbaar. De bestuurders en bewakers in Wortel en Merksplas hebben zich volgens Horsten altijd ten volle gerealiseerd dat zij met en voor mensen werkten, nu ontzeggen we bij wet mensen hun humaniteit. Het resultaat is elders in deze Brabant Cultureel te zien op de foto’s die Henk Wildschut maakte bij Calais.

 

 

 Pralines

Hoe hooggestemd het idealisme was waarmee deze kolonies in de negentiende eeuw werden uitgebouwd, blijkt ook uit het feit dat de Brusselse stedenbouwkundige Victor Besme (1834-1904) werd ingezet als ontwerper. In het nieuwe koninkrijk België was Besme min of meer de Hausmann voor Brussel die de nieuwe hoofdstad van allure en brede lanen voorzag. Het grondplan voor de kolonie in Merksplas werd zo in hoofdlijnen een kopie van Besme’s plan voor Brussel. Daarbij ging het niet alleen om esthetica, maar werd er bijvoorbeeld ook op gelet dat de woongebouwen uit de rook van de industriële gebouwen bleef.

In de hoogtijdagen werd in Merksplas van alles geproduceerd, van hoogwaardig drukwerk tot het vouwen van doosjes voor pralines. In Wortel lag het accent steeds vooral op ontginning van de heide en de grote boerderij die op de kolonie werd gerund en waarvan Horsten opmerkt dat dit waarschijnlijk het enige boerenbedrijf in overheidshanden was dat steeds zichzelf kon bedruipen en geld verdienen.

Wat Horsten ook goed uit de verf laat komen, is dat al dit werk door de landlopers zelf werd verricht, deels tot administratief kantoorwerk aan toe. Uiteraard gebeurde dat onder toezicht, maar erg streng was dat niet en hardhandige ordehandhaving was zelden nodig. Dat veranderde direct toen de kolonies in 1993 een gevangenis werden waar (ook) veroordeelde criminelen terecht kwamen. De boerderij overleefde dat niet en de achtergebleven landlopers voelden zich regelmatig bedreig. het schetst in scherpe lijnen het verschil tussen landlopers en criminelen. Twee vormen van onaangepastheid met een wereld van verschil.

 

 

Werelderfgoed

Uit de interviews met en de beschrijvingen van de landlopers komt naar voren dat dit een bestaan is waarvoor de persoon in kwestie – vrijwel uitsluitend mannen – soms vrijwillig kiest, maar waarin hij vaker door omstandigheden terecht komt. Men verliest de greep op het bestaan en komt op straat terecht en vervolgens, toen, in Wortel. Een enkeling wist zich ook weer aan dit bestaan te onttrekken – een interview laat goed zien dat dit niet eenvoudig is – de meesten bleven vaste klant van de kolonie. Nu komen deze mensen terecht bij het OCMW (sociale dient) maar krijgen daar vaak niet de opvang met begeleid wonen zoals de kolonies die bood. Met een aantal betrokkenen concludeert Horsten dat de kolonies voor dit probleem weliswaar niet de meest ideale ‘oplossing’ vormden, maar dat zij met enige aanpassingen wellicht beter behouden had kunnen blijven. De kolonies waren humaner dan het systeem van geld geven en loslaten zoals dat nu veelal gebeurt.

De landloperskolonies vormden een laatste vangnet dat nu ontbreekt, zodat wie echt in een doos in een portiek eindigt nu nergens anders terecht kan. De kolonies in Wortel en Merksplas zelf konden nog net op tijd tot monument worden verklaard en zijn nu zelfs voorgedragen voor het predicaat Werelderfgoed van Unesco. In het laatste deel van het boek beschrijft Horsten hoe in een complexe constructie tal van instanties er samen in zijn geslaagd het complex te behouden en voor alle onderdelen nieuwe bestemmingen te vinden. In Wortel kan het domein nu als een groot landgoed worden bezocht terwijl in Merksplan een Gevangenismuseum in het huidige gevangeniscomplex is opgenomen.

Anders dan het eentonige leven van de gemiddelde landloper blijken de landloperskolonies in Wortel en Merksplas een bewogen geschiedenis te hebben. Horsten heeft die in dit boek met veel gevoel te boek gesteld. Het boek is zeker geen feitenverslag en al helemaal niet droog, maar een mooi en waardig eerbetoon aan deze instituten en aan hen bewoners. Het boek is bovendien rijk geïllustreerd.