HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - oktober 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

 

 

©Brabant Cultureel – oktober 2015

 

Column: Bier

 

door JACE van de Ven

 

Bier is cultuur, net zo oud als de kunst en misschien nog wel ouder dan wijn, de mensheid brouwt het al meer dan vierduizend jaar en nog hebben we er kennelijk niet genoeg van.

Onlangs mocht ik samen met onder anderen commissaris des konings Wim van den Donk en nog een vijftal anderen het beste bier van Brabant kiezen, hoe betwistbaar zo’n titel ook is. Andere juryleden, andere smaken. Maar goed, gevraagd voor die jury, deed ik wel mee, onder de voorwaarde dat ze mij thuis ophaalden en daar weer thuis zouden afzetten. Want er moesten 32 bieren geproefd worden. Enne..., ‘ik spiers er niet in, enne... ik spiers het ook niet uit’.

Waarom ze een drinkebroer als ik in zo’n jury vragen en geen kenner van chemische verbindingen of smaakpapillen, u vraagt het zich af, ik weet het. De organisatie heeft mij namelijk niet gevraagd, het bier vroeg mij. Heel mijn leven word ik al achtervolgd door de drank, op een agressieve manier als iemand die uit de Scientology Church gestapt is.

Toen we vroeger in de scheikundeles alcohol hadden gemaakt, riep meneer Willekens mij, zeventien toen, naar voren en zei: ‘Van de Ven, proeven!’ Zowel leraar als leerlingen vonden het normaal dat ik het spul zou drinken, dat voelde je gewoon. Dus kiepte ik het destillaat in één teug achterover. Het smaakte naar brooddeeg, herinner ik me, en het brandde op de huig. Sindsdien claimt de alcohol mij als de duivel Faust. Ik kan u er talloze voorbeelden van noemen, maar hou het bij het sterkste staaltje, nu veertien jaar geleden.

Op vakantie in Spanje maakte ik elke dag hetzelfde fietstochtje op mijn mountainbike. Toen me dat begon te vervelen, sloeg ik een keer een bijna onbegaanbaar pad in dat hoger en hoger de bergen in leidde. Op het kleinste verzet duwde ik mijn zware lijf trap voor trap naar boven. Zweet gutste van mijn voorhoofd, maar ik hield vol totdat het paadje doodliep in de absolute middle of nowhere, kilometers van de bewoonde wereld, tegen de rand van een afgrond. Daar ging ik zitten, uitgeput en mijn zonnebril beslagen van het gehijg. Pas na minuten was ik enigszins in staat om rond te kijken. Ik moest eens wat minder drinken, nam ik me voor, dan was ik een volgende keer misschien wat minder kapot na zo’n klim. Opstaande bekeek ik de omgeving. Er stonden bremstruiken in bloei en heel ver, aan de horizon, lag er sneeuw op de Sierra Nevada.

Een paar meter voor me hield de bodem gewoon op waar ie was en ging honderd meter lager weer verder. Een prachtig ravijn. Maar, hé, wat stond daar tussen de brem? Dat leek wel een kist, eentje met deksel en al.

Altijd nieuwsgierig, moest ik even kijken wat erin zat. Niet te geloven! Allemaal alcohol, likeuren, cognac en andere sterke dranken. Sjieke merken! Hoe kwam dit in godsnaam hier? Een alcoholist die tot inkeer gekomen was? Een kwaaie vrouw die ’s mans dorstlessers zo ver mogelijk had weggebracht? Maar was dit wel te vertrouwen? Ik rommelde in de kist en hield wat flessen tegen het zonlicht, de inhoud oogde helder en gezond.

Een uur later fietste ik door de toeristenplaats waar ik bivakkeerde. Tot schande van de wielrennerij staken een fles cognac en een fles whisky uit de achterzakken van mijn fietstrui. Uiteraard werd het drinken die avond. En de volgende dag zwoegde en zweette ik weer naar de kist, letterlijk op weg naar de afgrond. Aan het eind van mijn vakantie was de kist leeg. Alles op.

Zo ging het ook in de bierjury van Brabant. Iemand stelde voor om de jury in tweeën te verdelen, zodat elk jurylid maar zestien van de 32 bieren hoefde proeven. Maar samen met Wim van den Donk wist ik de anderen dit onzalige plan uit het hoofd te praten. En terecht, it was all good stuff. Vierduizend jaar ervaring heeft kennelijk kunde opgeleverd. Zeker hier in Brabant, waar bijna ieder dorp zo’n honderd jaar geleden zijn eigen brouwerij had. Met enige overdrijving kun je trouwens zeggen, dat die weer terug zijn van weggeweest. Tal van hobbybrouwers houden zich hier momenteel bezig met hop, mout en water. Net als in de kunst, de een wat creatiever dan de ander. En net als in de kunst zijn er trends – momenteel India Pale Ale bijvoorbeeld – en trendvolgers.

Maar daar gaat het hier niet over. Het gaat om een volumedrinker als ik die opeens details moet proeven en vergelijken. Geen wonder dat ik nogal eens moest bijschenken om een definitief oordeel te vellen. Klinkt leuk, maar misschien maakt juist dat bijschenken zo’n proeverij niet helemaal eerlijk. Je begint met de alcoholarme bieren en gaat van sterk naar sterker. Een zwaar bier kan zich beter manifesteren in een paar slokken en daar komt bij dat juryleden die gaandeweg meer gedronken hebben, scheutiger met punten worden. Zo werkt dat nu eenmaal met alcohol, een alcoholarm bier kan op deze manier nooit winnen.

Dus won er een bier met tien procent alcohol. De Zuster Agatha van een kleine brouwer uit Berghem. Mijn inziens overigens wel terecht, want het bier is vol van smaken die in fraai evenwicht zijn.