HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 3 - augustus 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

  Ton van Reen (Waalwijk 1941) woont en werkt in de Peel. Debuteerde in 1965 met de gedichtenbundel De vogels. Zijn verzamelde proza verscheen in 2008 in twee lijvige banden bij De Geus in Breda. In 2011 verscheen Blijvend vers. Verzamelde gedichten (Utrecht).

 

www.tonvanreen.nl

 

©Brabant Cultureel – augustus 2015

 

De korenpater

 

door Ton van Reen

 

Vroeger werden kinderen gewaarschuwd voor de boze korenpater. Dat zou een geest zijn die zich in het koren verscholen hield om het te bewaken tegen spelende kinderen. Hij zou ze het graan in trekken als ze rijpende aren plukten. Onderweg naar school pulkten ze er de korrels uit. Die smaakten naar kauwgom. Graanvelden trokken ook bloemenpluksters aan, want tussen het koren bloeiden azuurblauwe korenbloemen en rode klaprozen met hartjes die op kleine pagodes leken. Meisjes kwamen graag met kleurige boeketjes thuis, maar vertrapten bij het plukken het koren aan de akkerranden.

Aan de kinderen werd verteld dat de geheimzinnige korenpater van kinderbloed hield en dat hij, als hij hen te pakken kreeg, een van hun tien tenen zou afsnijden om hun bloed te drinken! Let wel, een van de tien tenen, een getal dat mogelijk te maken had met de tienden, de tien procent van de oogst die horige boeren moesten betalen aan de heren landeigenaren. Na de tijd dat de Fransen hier de baas waren en de baronnen uit hun kastelen hadden verdreven, betaalden de boeren de tienden aan de paters, zusters en broeders van de vele bedelordes die geen eigendom mochten hebben, zoals de franciscanen, dominicanen en augustijnen. Voor hun dagelijkse brood waren zij afhankelijk van bedelen. In de maand augustus kwamen ze hun deel opeisen voor de door hen aan de boeren bewezen diensten, zoals het bidden voor een goede oogst en het zegenen van huis en stal om duivels en heksen weg te houden. De boeren vonden dat de paters afpersers waren en betaalden niet graag, maar durfden niet te weigeren, bang de vloek van een misoogst in het komende jaar over zich af te roepen.

Bijgelovig als de mensen toen nog waren, dachten ze dat de korenpater de geest was van een overleden medebroeder van de bedelpaters. Die hield zich in het koren verscholen om het, vooral in tijden van hongersnood, te bewaken tegen hongerdieven en trawanten van de duivel. Satan zelf was een geest die hulp nodig had van aardse vrienden om schimmelziekten als moederkoren, bladvlekkenziekte of gele roest tussen het koren te zaaien. Zo’n duivelsvriend kon een buurman zijn die jaloers was op jouw vrouw of de producten van jouw akkers.

Als de oogst werd binnengehaald, liet men een pluk koren staan om de geest van de korenpater voldoende beschutting te geven, zodat hij op het veld zou blijven om het volgende jaar weer over de oogst te waken. Zo was de korenpater in de loop der eeuwen de vervanger geworden van de heidense godinnen van vruchtbaarheid die door de eerdere niet-christelijke bewoners van ons land werden vereerd.

Op de laatste dag van de oogst werden door de kinderen de halmen verzameld die op het veld gevallen waren, waarna de korrels diezelfde dag nog werden gemalen, zodat bij het feestelijke avondmaal al de eerste oogstbroodjes op tafel kwamen. ’s Avonds werd er dan in de schuur of op het erf gedanst, waarbij de vrijgezelle jongens met een korenschoof in de armen dansten, om aan te geven dat ze een meisje zochten.

Niet altijd eindigde het oogstfeest in vreugde. Soms bevatten de broodjes gif, door korrels uit aren die lang op de grond hadden gelegen en aangetast waren door de schimmel van moederkoren. Zo kon het gebeuren dat kinderen midden in de nacht buikkramp kregen. Was de dokter er vlug bij en kon hij de maag leegpompen, dan was redding mogelijk, maar soms stierven de kinderen binnen een dag na het eten van de oogstbroodjes. Dan kreeg de korenpater de schuld, want hij had het koren niet goed bewaakt tegen de duivels, of hij bleek zelf de duivel te zijn die het op de kinderen had gemunt. Een korenpater kon dus je vriend zijn, maar ook je vijand.

In de middeleeuwen stierven vaak duizenden mensen door het gif van moederkoren. Nu komt het bijna niet meer voor. Boeren spuiten het virus dood, dat maakt de gebeden van de bedelpaters overbodig. Gelukkig maar, want de paters, die hun tienden kwamen opeisen, zijn bijna uitgestorven. De kloosters van de bedelorden liggen leeg. En helaas plukken meisjes geen boeketten meer van korenbloemen en papavers want die zijn door bestrijdingsmiddelen praktisch geheel van de akkers verdwenen.