HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 4 - augustus 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

A Dog’s Heart. foto Monika Rittershau

 

www.ivc.nu

 

©Brabant Cultureel – augustus 2015

 

Sint Petersburg aan de Parade in Den Bosch

 

De openbare masterclass die het Internationaal Vocalisten Concours (IVC) in ’s-Hertogenbosch organiseert, is dit jaar (2015) gewijd aan de Russische opera. Brabant Cultureel had een exclusief interview met twee van de docenten, twee operatoppers uit Sint Petersburg:  Sergej Leiferkus en Larissa Diadkova. De derde docente, Elena Vasiljeva, was nog niet aanwezig.

 

door Camiel Hamans

 

‘Alleen iemand die zelf een lange en gezonde carrière gehad heeft op het toneel, heeft het recht om anderen les te geven. Dit heb ik van Nodar Anguladze(1927-2013), een Georgische wereldtenor uit de Sovjettijd, die zelf én veel succes gehad heeft én naam gemaakt heeft als pedagoog. Anguladze trad toen hij zeventig was nog op met zijn lievelingsaria’s uit Otello.’

Aan het woord is Sergej Leiferkus (1946), zelf weliswaar geen tenor, maar even wereldberoemd. Als bariton heeft hij overal gezongen, in alle grote operahuizen. In 1977 weerklonk zijn machtige stem voor het eerst in de Kirov Opera, nu het Mariinsky Theater in Sint Petersburg.

Zijn wereldfaam verkreeg in 1983 hij door optredens met de Berliner Philharmoniker onder Kurt Masur. Daarna ging het snel, Covent Garden te Londen, Staatsoper Wenen, Scala Milaan, Bastille Parijs, Metropolitan New York, Teatro Colón Buenos Aires en het Muziektheater in Amsterdam, waar hij vijf jaar geleden de sterren van de hemel speelde en zong in de wereldpremière van A Dog’s Heart van Raskatov op een libretto geschreven op basis van een verhaal van de Russische satiricus Michail Boelgakov. ‘Er zijn plannen,’ meldt Leiferkus achter zijn hand, ‘om die voorstelling te hernemen en dan ook op video te zetten.’ Leiferkus, die al meer dan vijfenveertig jaar op het podium staat, is vast van plan om ook bij de herneming weer van de partij te zijn. 

 

Sergei Leiferkus. foto IVC

 

 

Internationaal Vocalisten Concours

‘Veel zangers die nauwelijks geleerd hebben hoe met hun stem om te gaan, zijn na een jaar of tien, vijftien op. Stem kapot, carrière naar de bliksem. Dus gaan ze les geven en weten hun leerlingen niet meer bij te brengen dan wat hun zelf aangeleerd is. Het vervolg laat zich raden: een nieuwe generatie die zichzelf ook weer opblaast. Daarom geef ik af en toe les. Als tegenwicht en om het boek en de wijze raad van Anguladze aan te prijzen.’

Leiferkus is deze week op uitnodiging van het Internationaal Vocalisten Concours (IVC) in ’s-Hertogenbosch om samen met de sopraan Elena Vasiljeva, die met hem optrad in A Dog’s Heart, en mezzosopraan Larissa Diadkova 22 zangers van over de hele wereld de kneepjes van het Russische operarepertoire bij te brengen.

Het IVC heeft sinds enige jaren de gewoonte opgevat om in de jaren dat er geen concours is openbare masterclasses te organiseren. Deze serie, gewijd aan de Russische opera, volgt op het succesvolle vijftigste concours van afgelopen jaar (2014).

 

 

Larissa Diadkova. foto IVC

 

 

Vladivostok

Voor Leiferkus is het niet de eerste keer dat hij het Theater aan de Parade bezoekt. Vorig jaar was hij jurylid bij het concours. Voor Larissa Diadkova wel, maar Nederland kent ze goed. Larissa Diadkova is niet minder befaamd dan haar Marinskycollega en vriend Leiferkus. Ze werken al samen vanaf 1978, toen zij geëngageerd werd door de Kirov Opera. De eerste keer dat zij in Nederland optrad was mét Leiferkus in Amsterdam, waar ze haar sterrol in Mazeppa van Tsjaikovski zong.

Samen twijfelen ze even over wanneer dit geweest moet zijn: ‘Waren we hier nu voor of na Brengenz? Het was het jaar van de eerste Golfoorlog. Dan moet het dus 1991 geweest zijn.’ Volgend jaar komt Daidkova terug en treedt op onder leiding van Mariss Jansons in een andere Tsjaikovski opera, Pique Dame.

Daarnaast heeft zij het nog druk in Sint Petersburg, waar ze een van de favoriete zangers is van dirigent Valery Gergiev, maar vooral in Vladivostok waar ze sinds juli vorig jaar leiding geeft aan het Primorsky Opera en Ballettheater. ‘Er is niets in Vladivostok, behalve een gebouw. Geen conservatorium, geen balletacademie, geen klassieke muziek. Gelukkig werken we samen met het Mariinsky en kunnen we producties overnemen en collega’s uit Sint Petersburg uitnodigen om hun bijdrage te leveren aan onze voorstellingen.’

 

Vertalingen

Ondanks deze overvolle agenda is Larissa met genoegen naar ’s-Hertogenbosch gekomen. ‘Het is de moeite waard om jonge zangers te leren hoe je met het Russische repertoire moet omgaan.’ Leiferkus vult aan: ‘Aleksander III, de een na laatste tsaar, die van 1881 tot 1894 regeerde, was een oerconservatief vorst, maar hij had wel het beste met zijn land voor. Hij wordt niet voor niets de vredestichter genoemd, want hij heeft geen enkele oorlog gevoerd. Die tsaar bepaalde dat alle opera’s in Rusland in het Russisch gezongen moesten worden, want dan begrepen de mensen tenminste wat er gezongen werd en kon je het publiek bereiken. Dat heeft geleid tot een ware hausse in vertalingen. Meestal voortreffelijke vertalingen, waarbij zelfs de muziek van de oorspronkelijke taal een op een overgebracht werd naar het Russisch, zodat er zich geen zangproblemen voordeden. Deze traditie van opera in vertaling heeft het volgehouden tot begin jaren ’90 van de vorige eeuw.’

‘Rusland was van oorsprong geen operaland. In de Russische traditie heb je geen Monteverdi. De eerste die zich echt op opera gericht heeft, is Michail Glinka (1804-1857). Glinka kwam uit een milieu van landeigenaren en hoefde dus niet te werken. Zodoende kon hij zich aan de muziek wijden en op reis gaan naar het westen. Hij heeft in Milaan gestudeerd en lang in Frankrijk gewoond. Hij is de eerste die opera’s heeft gecomponeerd op Russische thema’s en verhalen. Vandaar dat de Russische opera in het begin nogal Frans en Italiaans georiënteerd was.’

‘Russische opera is in het westen heel lang zo goed als onbekend gebleven. Er waren een paar werken die indertijd door de befaamde impresario Diaghilev (1872-1929) geïntroduceerd zijn en die steeds weer opgevoerd werden, maar dat was het. Meer dan drie, vier Russische opera’s hoorde je tot de Gorbatsjov-tijd niet in het Westen. In dezelfde jaren kwam in Rusland door toedoen van Valery Gergiev, toen nog een piepjonge dirigent, opnieuw belangstelling voor de eigen operatraditie. Hij voerde vergeten of verboden werken opnieuw uit en introduceerde die ook in het Westen. De grenzen gingen open en waar vroeger alleen het Bolshoi , het Kirov en de opera van Novosibirsk, die vooral op tournee ging naar Korea en Japan, zich in het buitenland lieten zien, kregen nu ook individuele solisten de kans om naar het buitenland te gaan. Dat bij elkaar heeft de belangstelling enorm gestimuleerd.’

 

 

A Dog’s Heart. foto Monika Rittershau

 

 

Eerste Kunst

‘Maar er was en is natuurlijk in het Westen niet echt een Russische operatraditie,’ vult Larissa aan. ‘Zangers richtten zich vooral op de moeilijke medeklinkers,’ legt Leiferkus uit. ‘Maar dat is onzin. Je zingt op klinkers en wat dat betreft is het Russisch net zo’n mooie, zingbare taal als het Italiaans. Allemaal fraaie open, lange klinkers: aa’s, oo’s, ee’s enzovoorts.’

‘En opera heeft hier haast, komt Larissa tussenbeide. In het Rusland van voor de val van de Muur was opera de Eerste Kunst. Met een hele grote K, daarna een hele tijd niets, dan ballet en vervolgens symfonische muziek. Alle operahuizen hadden eigen grote ensembles en een vast repertoire. Een stuk kon wel veertig jaar in dezelfde enscenering op het programma blijven. Steeds met nieuwe zangers. Zo hebben wij in 1978 de rollen van Olga en Yegény in Onegin van Tsjaikovski moeten opnemen in een bestaande productie. En regisseurs werkten soms wel zes maanden met nieuwe solisten om ze de finesses van de rol en de enscenering bij te brengen. Dat bestaat allemaal niet meer, maar die traditie hebben wij nog meegemaakt. Als we iets van die ervaring aan een volgende generatie kunnen overdragen, dan is dat prachtig.’

 

 

Elena Zaremba als Mme Larina en Larissa Diadkova als Filippyevna in Onegin van Tchaikovsky. foto Ken Howard

 

 

Julliard

‘In feite zijn er vier grote operatradities,’ neemt Leiferkus het over, ‘de Italiaanse, de Franse, de Duitse en de Russische. De Russische school was hier onbekend. Hoewel wij ook veel ander repertoire zingen, hebben wij beiden en de andere masterdocent Elena Vasiljeva iets extra’s te bieden: onze Russische leerschool. Let op, wij zijn geen vocal teachers, dus bij ons geen lalalala lilalo om in te zingen. De studenten moeten warm bij ons binnen komen en dan gaan we werken aan frasering, aan een paar muzikale elementen, aan de zanglijnen en vooral wat trics, wat technische en dramatische hulpmiddelen waarmee de studenten in een week een stukje verder komen. Elena en Larissa met de dames, ik met de heren. We hebben een beperkt aantal stukken uitgezocht. Daarvoor hebben we steeds een dubbele bezetting. Diegenen die de rol het beste doen mogen op zondag bij het presentatieconcert in Amsterdam de rol zingen. We hebben dus ook een stukje competitie ingebouwd.’

‘In vergelijking met andere summerschools en masterclasses is deze wel bijzonder. Hier is ook een echte dirigent betrokken bij de lessen en dat maakt een groot verschil. Een ding is jammer en dat is dat er deze week geen Amerikanen zijn. Of we dat nu leuk vinden of niet, uit Amerika komt nu het talent. Dat hangt samen met de hoeveelheid geld die daar ter beschikking staat. Alleen al de Julliard School in New York heeft een jaarlijks budget van achttien miljoen dollar voor het Vocal Department. Er zijn blijkbaar voldoende rijke Amerikanen die hun naam willen verbinden aan opera, oratorium en lied. Van dat enorme bedrag hoeven alleen de salarissen van de docenten en andere medewerkers en de beurzen voor de studenten betaald worden. Geen wonder dat je dan de beste studenten krijgen kunt.’

 

Warm

‘Ondanks dat de Amerikanen het laten afweten, is zo’n masterclass van het IVC iets bijzonders. Er heerst hier een goed klimaat. Je hebt warme steden en koude.’ Leiferkus kijkt Larissa Diadkova vragend aan en zoekt klaarblijkelijk instemming. ‘Hamburg is een koude stad, Berlijn een warme.’ Diadkova glimlacht als wil ze zijn verhaal ondersteunen. ‘Den Bosch,’ uitgesproken met een slot-sj, ‘is warm en dat komt door de belangstelling die gemeentebestuur en gemeenschap hier hebben voor cultuur. Voor opera en voor muziek. Vorig jaar hebben we hier het vijftigjarig jubileum gevierd van het IVC. Dat betekent dat deze stad al driekwart eeuw in het teken staat van de zang. Families nemen zangers op in huis. Alle concourspresentaties zijn uitverkocht, nu de openbare masterclasses ook weer. Mensen zijn hier in love with voices, in love with music. Dat is heel bijzonder. Daarom komen we graag helemaal hier naar toe. Larissa uit Vladivostok, ik uit Portugal. Laten we die traditie en die atmosfeer in stand houden, dan kan ’s-Hertogenbosch nog veel bijdragen aan een gezond Europees vocaal klimaat.’