HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 3 - juni 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Het Tilburg Architectuur Film Festival werd georganiseerd in het kader van de Dag van de Architectuur door de BNA kring Midden-Brabant i.s.m. Architectuur Film Festival Rotterdam, CAST en Cinnecitta.

 

www.tiaff.nl

 

John Habraken studeerde architectuur aan de Technische Universiteit Delft. In 1967 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Technische Universiteit Eindhoven om de nieuwe Afdeling Bouwkunde op te zetten, waarvan hij de eerste voorzitter was. Van 1965 tot 1975 ontwikkelde hij als directeur van de SAR ontwerp- en constructiemethoden voor aanpasbare woningbouw. De benadering van de SAR, vandaag bekend als ‘Open Bouwen’, heeft geleid tot een wereldwijd internationaal netwerk dat zich bezig houdt met theorie, onderzoek, en uitvoering in de praktijk. Vanaf 1975 tot 1981 was Habraken Head of the Department van de Afdeling Bouwkunde van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in Cambridge, Massachusetts, USA.

 

Jos Lichtenberg is hoogleraar productontwikkeling aan de TU/e faculteit Bouwkunde. Hij is sinds 1976 actief op het gebied van innovatie in de bouw. Aanvankelijk als productontwikkelaar in dienst van – en later als adviseur – voor de bouwindustrie. Hij is hoofdredacteur van BouwIQ, vakblad voor vernieuwers in de bouw, auteur van het boek Slimbouwen en hij schrijft regelmatig in diverse vakbladen. Verder is hij voorzitter van de stichtingen Slimbouwen® en EKBI (Europees Kenniscentrum voor Bouw Innovatie).

 

©Brabant Cultureel – juni 2015

TiAFF: marginalisatie van de architectuur

 

TiAFF staat voor Tilburgse Architectuur Film Festival. De eerste editie vond plaats op 19 juni 2015 en stelde de gebruiker centraal. De nieuwe architectuurmedewerkers van Brabant Cultureel waren erbij. Een verslag.

 

door Jan-Hubert Bisschops, Frank Klerks, Jiri van Gijsel

 

Op vrijdag 19 juli werd het eerste Tilburgse Architectuur Film Festival gehouden. Het festival toonde een interessante mix aan documentaires over verschillende aspecten van Architectuur (met een hoofdletter). Het meest interessant waren echter de onderdelen die het minst raakten aan de architectuur zelf, maar zich richtten op de gebruiker. Dit was geheel in lijn met de ideeën van de hoofdgast van de dag, architect John Habraken. Hij kenschetst de veranderende rol van de architect al vele jaren als een overgang van vormgever van gebouwen naar vormgever van processen in de samenleving, in relatie tot ‘bewoning’.

 

 

Still uit de film The Competition.

 

 

Familiariteiten

Onderdeel van het festival was een gesprek tussen John Habraken en Jos Lichtenberg dat – in tegenstelling tot de films – druk werd bezocht. Beide heren zijn (voormalig) hoogleraar en zij zijn beiden tevens actief op het gebied van productontwikkeling met betrekking tot ‘vrije’ bouwsystemen. Het gesprek kwam echter niet veel verder dan het uitwisselen van familiariteiten tussen Habraken en Lichtenberg en ging voornamelijk over Habrakens bekendste boek De dragers en de mensen (1961). Het gesprek eindigde toch nog onverwacht met een interessante kritische noot van Habraken zelf. Hij stelde dat sinds projectontwikkelaars aan de haal zijn gegaan met zijn ideeën, het open bouwen eigenlijk mislukt is. De architectuur is in dit proces volledig gemarginaliseerd.

Het gevolg van deze marginalisatie is – volgens Habraken – dat de kwaliteit van de gebouwde omgeving zienderogen achteruit gaat. Als thema van het festival zou dit naar onze mening een beter uitgangspunt zijn geweest dan het veel te algemene begrip ‘transitie’ dat nu als thema voor het filmfestival gekozen was. Desondanks sloten twee van de getoonde documentaires goed aan bij de problematiek die aan de orde wordt gesteld in Habrakens boek. Beide documentaires, After the Factory en Grande Hotel schetsen een beeld van gebieden waar na jarenlange leegstand weer een gemeenschap wordt opgebouwd.

 

 

Still uit de film Gehry Vertigo.

 

After the Factory beschrijft in een kakofonie aan meningen de positieve ontwikkeling van twee oude geïndustrialiseerde steden, Łódź in Polen en Detroit in de Verenigde Staten. In deze documentaire komen alle stereotypen van de gentrificatie voorbij: kunstenaars, hippe koffietentjes en jonge muzikanten bevolken voormalige industriepanden en zorgen zo voor een verbetering van de sociale omstandigheden in de wijk. In After the Factory wordt duidelijk het belang geschetst van een stedenbouwkundige visie die verder gaat dan de preoccupatie met het gebouw.

De stedenbouw in Nederland lijkt dit sinds de crisis ook langzamerhand te leren. De Piushaven en de Spoorzone in Tilburg zijn hier goede voorbeelden van. Beide projecten stammen nog uit de hoogtijdagen van het ongebreidelde bouwen en zijn door toedoen van de economische crisis sterk in omvang gereduceerd. Door schaalverkleining, pinpoint ingrepen en een sterke nadruk op lokale bewoners, bedrijven en instellingen kunnen deze gebieden zich toch positief ontwikkelen. Het is echter opvallend hoe ook hier de architectuur een steeds marginalere rol speelt.

 

 

Still uit de film Grande Hotel.

 

 

Zelfvoorzienend

Grande hotel vertelt het verhaal van het gelijknamige Grande Hotel in Beira, Mozambique. Dat was ooit – in de tijd van de Portugese koloniale overheersing – een luxe hotel, maar na een bewogen geschiedenis biedt het nu onderdak aan zo’n duizend tot vijftienhonderd ‘krakers’. In nogal erbarmelijke omstandigheden lijken zij daar een relatief geïsoleerde gemeenschap te hebben gecreëerd binnen de grenzen van het hotel. Een bewoner merkt op dat je maanden achtereen in het hotel kunt verblijven zonder dat je de deur uit hoeft. Het hotel is a city within a city zoals Koolhaas de zelfvoorzienende wolkenkrabbers van Manhattan omschreef. Maar in plaats van het top-down ontwerp van de torens in Manhattan hebben we hier te maken met de bottom-up variant: het verlaten hotel is de drager en daarbinnen kunnen de bewoners hun eigen omgeving vormgeven.

Daarmee raakt Grande Hotel een ander belangrijk thema van Habraken: eigendom in relatie tot verantwoordelijkheid. Terwijl Habraken een strakke scheiding aanbrengt tussen drager en inbouw, tussen de verantwoordelijkheid van de samenleving en die van de bewoner, het gezin, zien we in beide documentaires een veel diffuser beeld. Dat beeld is veel actueler dan Habrakens traditionele, wellicht zelfs achterhaalde, opvatting van het gezin als kleinste eenheid van de samenleving.

 

 

Still uit de film Houselife van Rem Koolhaas.

 

 

Verantwoordelijkheid

Zowel Grande Hotel’ als After the Factory laat zien dat eigendom niet noodzakelijkerwijs leidt tot een grotere verantwoordelijkheid voor dat eigendom en de relatie die het heeft tot de rest van de samenleving. Die verantwoordelijkheid wordt veelal gedragen door buitenstaanders.

In After the Factory zijn het vooral startende ondernemers die elders de hoge huurprijzen niet kunnen betalen. Allen hebben uiteindelijk een veel grotere verantwoordelijkheid voor iets wat niet hun daadwerkelijke eigendom is. De krakers in het Grande Hotel worden zelfs letterlijk whato muno genoemd, wat ‘niet van hier’ betekent. De bewoners voelen zich geen bewoner en al helemaal geen eigenaar van het gebouw, maar eerder een tijdelijke gast. Het hotel verliest daarmee zijn waarde als drager van een gemeenschap en wordt nog slechts waardevol geacht als grondstof in een overlevingsstrategie. Stapje voor stapje wordt alles wat waardevol is uit het gebouw gesloopt en verkocht. Eerst de inbouw, en uiteindelijk de drager zelf. ‘De enige manier om te zorgen dat de mensen hier weggaan is als het instort.’

Dit raakt aan de ideeën van de Belgische filosoof Lieven de Cauter. Hij waarschuwt veelvuldig voor de gevaren van wat hij enclosure of the commons noemt. Het toenemend privatiseren van grond, van het gemeenschappelijke, is schadelijk voor de sociale ruimte van de mens. Alleen door het doorbreken van de tweedeling tussen privaat en openbaar is het mogelijk het gemeenschappelijke opnieuw uit te vinden. Beide documentaires schetsen een mogelijke uitweg, maar ook de gevaren hiervan.

Wellicht wordt de marginalisatie van de architectuur het beste verwoord door Habraken zelf in de tevens op het festival vertoonde documentaire De Drager A film about architect John Habraken. Daarin zegt hij over de rol van de architect: ‘Participatie is in wezen een patriarchaal begrip, omdat het aanneemt, het impliceert, dat de professional de wereld ontwerpt en dat ze het toelaten dat mensen daarin participeren. (...) In werkelijkheid is het vaak omgekeerd. De gebouwde omgeving kent haar eigen wetmatigheden, ze is een complexer entiteit die al duizenden jaren bestaat. En de vraag is op welke manier de architect kan participeren in het haar beter maken.’

 

 

Still uit de film The Desert Castle.