HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 2 - april 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Eddy Frederickx & Toon Van Hal, Johannes Goropius Becanus (1519-1573). Brabants arts en taalfanaat. Hilversum: Verloren 2015, 336 pp., ISBN 978-90-8704-426-8, hb., € 29,00.

 

 

Nico de Glas (vertaling en inleiding), Van Adam tot Antwerpen. Een bloemlezing uit de Origines Antwerpianae en de Opera van Johannes Goropius Becanus. Hilversum: Verloren 2015, 447 pp., ISBN 978-90-8704-431-2, hb., € 39,00.

www.verloren.nl

 

 

  De Antwerpse stadszanger Alois de Beuseleir maakte een gezongen monument voor Goropius (HIER te beluisteren):

 

Johannes Goropius Becanus

 

Ing de zestingde ieuw woeande íer ing ’t stad

’ne’ Gelierden dokteur dieje wel mier diplommekes ’ad

Filozoof, linguïst, wiskundege en daorbaa

Laafarts van de zusters van Kaazer Kaorel Vaaf

Dèès palmareske da’ laank nog ni gedaon is

Is van Johannes Goropius Becanus

 

’t Was ’nen taadgenoeat van Dodoens en van Copernicus

Van Mercator en Plantijn, Lipsius en Vesalius

Galilleo, Michelangelo, Paracelsus en Erasmus

Simon Stevin, Pieter Breughel en Ortelius

’nen ’ierelaast waorvan ni de mingste naom is

Dieje van Professor Emeritus Becanus

 

’aa Bestudijrde de geschiedenis, den Baaibel en de taol

Oengtleede oeak étimologisch ’et scheppingsver’aol

’aa Oengt’ekte da’ toeng God d’ijerde geschaopen ’ee

’et IJrds-paradaas ’ier baa oengs in Brabant lee

En wa’ ze’r klapte de Aantwaarepse taol is

Liert oengs Johannes Goropius Becanus

 

Da d’inwoeaners van de stad en de vaaren oemtrek

Afstammelinge zen van Jafeth, da’s wa’-d-oat zaan studies blekt

Da’ was Noë zaane zeung dieje da’ ni mee aon

Den baaw van den toare van Baobel ’ee gedaon

zoedat um aon de spraokverwarring oengtsnapte

En dus de taol van ’t paradaas nog altaad klapte

 

In den Baaibel stao’ vanveur in het boek Genesis

Da’ God oengs schiep nor zaan beld en nor zaan gelaakenis

Alleman dieje da’ lijst, zelfs ’t klengste kingd da snapt

Da’ God mee aander woarde plat aantwaarps klapt

Wet da’ daor goegenaomd niks sjovinistisch aon is

’t Stao’-d-in de boeke’ van Goropius Becanus

 

Vanaf de contrareformaose en mee-j-et Spaons Beleg

Troek al wa’ da’ géld en ’aarses ’ad veurgoed oat de stad weg

Becanus is veur d’Inkwiziese nor Luik oatgewijke

Oemda ’t Vatikaon ’t in den doeafpot waaw stijke

Da de zijtel Gods oep ijrd oengs kathedraol is

En ni ’t Lataan mor et Aantwaarps daor de taol is

Waa wijten ’oe da-d-alles faatelak gegaon is

Dank zaa Johannes Goropius Becanus

 

Wet da’ daor goegenaomd niks sjovinistisch aon is

’t Staod in de boeke van Goropius Becanus

Van Doctorandus Goropius Becanus

 

  Zie ook:

www.thuisinbrabant.nl

www.cubra.nl

 

©Brabant Cultureel – april 2015

Eerherstel voor Jan van Gorp

 

Hij werd in 1519 geboren in Gorp bij Hilvarenbeek (Beek) en vertaalde zijn naam als goed humanist in het Latijn: Johannes Goropius Becanus. Lang werd hij afgedaan als een malloot, maar inmiddels is duidelijk dat hij volwaardig deel uitmaakte van de Republiek der Letteren en kan gelden als een belangrijk grondlegger van de vergelijkende taalwetenschappen.

 

door Lauran Toorians

 

Reputatie speelt in de wetenschap een grote rol. Zelfs in de exacte vakken, waar meten weten is en langs wiskundige weg bewijsvoeringen worden nagestreefd. Maar helemaal in de ‘softere’ wetenschappen waarin de waarheid nog vaak berust op consensus onder vakgenoten is dat het geval. Het in twijfel trekken van elkaars (en eigen) bevindingen en het (trachten te) weerleggen van eerder getrokken conclusies zijn de drijvende krachten achter de wetenschap. Collegiale onenigheid is dan ook van groot belang. Maar aangezien ook wetenschappers niets menselijks vreemd is, wil deze academische twijfel nogal eens ontaarden in persoonlijke kinnesinne en geen wapen is dan dodelijker dan het belachelijk maken van de ‘tegenstander’. Wie eenmaal begint te lachen en de ander niet langer serieus neemt, is ontheven van de plicht om die ander serieus van repliek te dienen. Argumenten doen er dan niet meer toe en het spel van de wetenschap is uitgespeeld.

 

 

Portret van Johannes Goropius Becanus, gemaakt voor het voorwerk van de postume uitgave van zijn Opera (1580), door Johannes Wierix. foto uit boek

 

Dit niet-serieus nemen, kent vele gezichten. Vaak blijft het bij een persoonlijke vete of ontstaan er twee ‘scholen’ met elk hun eigen aanhangers die de andere groep verketteren of simpelweg negeren. Soms werkt het andersom en misdraagt een wetenschapsbeoefenaar zich zo onverantwoordelijk dat hij zijn hele vakgebied in opspraak brengt en te schande maakt en daarmee ook dat hele vakgebied de poten onder de stoel vandaan schopt. Sociaal psycholoog Diederik Stapel is een recent en inmiddels klassiek voorbeeld, maar ook het tegenwoordige gebruik door politici en bankiers van het begrip ‘economie’ bewijst de wetenschap met diezelfde naam geen dienst.

 

Risee

Een wetenschapper die al bij leven in opspraak raakte en daarna lang de risee van de taalkunde was, krijgt sinds enkele decennia eerherstel. Het gaat om Johannes Goropius Becanus (1519-1573). Deze man, geboren als Jan van Gorp uit Beek, Hilvarenbeek dus, roept – voor zover hij überhaupt nog bekend is – bij velen meteen het beeld op van de malloot die betoogde dat het Brabants de oudste taal van de mensheid is en dat het oudtestamentische paradijs zich dan ook daar, in Antwerpen, moet hebben bevonden. Hard om lachen en verder links laten liggen, is dan de gepaste reactie. Onterecht, weten we sinds enige tijd. Goropius was een voorloper die weliswaar niet helemaal de juiste conclusies trok, maar die wel kan worden beschouwd als een belangrijke wegbereider voor de moderne taalwetenschap.

 

 

Titelpagina van Goropius’ Origines Antwerpianae (De oorsprong van Antwerpen), uitgegeven in 1569. foto uit boek

 

 

Proefschrift

Dat Goropius helemaal zo gek nog niet was, is onder wetenschapshistorici en onder taalkundigen al geruime tijd bekend en het is goed dat er nu ook een helder en goed leesbaar boek is verschenen dat dit eerherstel bij een groter publiek voor het voetlicht brengt. In 1973 promoveerde Eduard Frederickx in Leuven op een meer dan 1300 pagina’s tellend proefschrift met als titel ‘Ioannes Goropius Becanus (1519–1573). Leven en Werk’. Doordat Frederickx in 1981 onverwacht overleed – hij was pas vijfenveertig jaar oud – bleef dit werk onbekend bij het grotere publiek. Een aantal vakgenoten kende het wel en maakte er dankbaar gebruik van. De eveneens Leuvense taalkundige Toon van Hal bewerkte nu grote delen van dit proefschrift en vulde ze aan tot een nieuw boek over leven en werk van Johannes Goropius Becanus, arts en taalfanaat.

In de periode waarin Goropius leefde, kreeg de taalkunde om twee redenen een belangrijke duw in de rug. Enerzijds was dat de opkomst van het protestantisme die er een sterke nadruk op legde de boeken van de bijbel te bestuderen (en te vertalen) vanuit de oorspronkelijke talen, Hebreeuws, Aramees, Grieks en Latijn. Katholieke geleerden bleven daarbij niet achter, want de interpretatie van de bijbel was in het geding. Anderzijds was dit de tijd van de grote ontdekkingsreizen waarbij Europa niet alleen nieuwe werelden, maar ook nieuwe talen leerde kennen. Kennis van die talen was van belang voor de handel en het bestuur over koloniale onderdanen, maar ook voor de missie die gelijktijdig op gang kwam. En meer nog dan de nadere kennismaking met het Hebreeuws – en ook met het Arabisch – leidde dit tot het inzicht dat er talen in de wereld zijn die zelfs in de verste verte niet lijken op talen die we in en rond Europa al kenden.

 

 

De boerderij Het Leenhof op het landgoed Gorp en Rovert is lang aangezien voor het geboortehuis van Johannes Goropius Becanus. Naast de ingang van de herenkamer bevindt zich een gedenksteen. foto uit boek

 

 

Hoenderhok

De gangbare gedachte dat het Hebreeuws de oertaal was waaruit door de Babylonische spraakverwarring alle andere talen waren ontstaan, raakte daarmee onderhevig aan erosie. En het was nu precies die Jan van Gorp uit Hilvarenbeek die de knuppel in het hoenderhok gooide en simpelweg opschreef dat het Hebreeuws helemaal niet die veronderstelde oertaal was, maar dat dit het Antwerps (of Brabants) moest zijn. Met dat eerste had hij – weten wij nu – volkomen gelijk, met dat laatste niet. Dat leidde tot lachsalvo’s en al lachend werd het kind met het badwater weggegooid. Want door het Hebreeuws van zijn troon te stoten, opende Goropius wel de weg naar andere en betere inzichten.

Bovendien was zijn conclusie voor wat betreft het Brabants wel fout, maar was de methode die hem daartoe bracht ook zo gek nog niet. Zoekend en tastend legde hij de basis voor de methode die veel later de vergelijkende taalwetenschap zou opleveren, met alle kennis die wij nu hebben van taalfamilies en hun historische samenhang en ontwikkeling. Onze man uit Beek verdient een monument zoals Erasmus dat kreeg voor de filologische basis die hij legde onder de studie van de bijbel en van andere oude teksten.

Ook tijdgenoten van Goropius werden gefascineerd door de veelheid aan talen en de vraag wat als ‘oertaal’ de taal van Adam en Eva kan zijn geweest. Opmerkelijk is dat nog twee grondleggers op dit terrein naar het begrip van die tijd Nederlanders waren. dat waren de Vlaming Adrianus Scrieckius (1560-1621) en de in Bergen op Zoom geboren Marcus Zuerius van Boxhorn (1612-1653) die in 1632 hoogleraar werd in Leiden. Dit kan worden gezien als tekenend voor de vooraanstaande positie die de Nederlanden in deze periode vervulden op het gebied van wetenschap en cultuur, een rol die geheel ten onrechte in vergetelheid is geraakt. Alleen Erasmus ontsnapte aan deze vergetelheid, en dat voornamelijk dankzij zijn Lof der Zotheid, niet dankzij zijn bijdragen aan de wetenschap.

 

 

Adriaan Th. Key (toegeschreven), portret van een man. Mogelijk is dit Goropius Becanus. foto uit boek

 

Arts

Een probleem dat ook Frederickx en Van Hal niet konden oplossen, is dat we over het leven en zelfs over een flink deel van het werk van Goropius bijzonder weinig weten. Hij groeide op in Hilvarenbeek, studeerde in Leuven, reisde door heel Europa en bekleedde functies als arts aan het hof van keizer Karel V en diens zusters en als stadsarts in Antwerpen. Taalkunde als zodanig was in die tijd geen vak, maar dat Goropius zich er gepassioneerd mee bezighield, is overduidelijk. Hij verkeerde in de kring van geleerden rond het uitgevershuis Plantijn in Antwerpen, maar helaas is nauwelijks correspondentie van zijn hand bewaard gebleven. Ook een groot deel van zijn niet-uitgegeven geschriften ging verloren. In zijn latere leven vertrok Goropius naar Luik en hij overleed in Maastricht, waar hij ook werd begraven. Vijftig pagina’s volstaan om dit verhaal te vertellen.

Verder in het boek een overzicht van Goropius’ werken, zijn denkbeelden op – vooral – het gebied van de taalkunde en zijn nawerking vanaf het moment van zijn overlijden tot nu. Vooral in de slotparagraaf van dit laatste hoofdstuk wordt een sterk pleidooi gehouden om het hoongelach nu maar eens achterwege te laten, de clichés en vooroordelen opzij te schuiven en Johannes Goropius Becanus op zijn merites te schatten. Het boek sluit af met nog ruim honderd pagina’s aan bilbiografie en bijlagen waarin onder meer van alle werken van Goropius – die als kind van zijn tijd publiceerde in het Latijn – uitvoerige samenvattingen worden gegeven.

 

Vertalingen

De ware manier om Goropius te leren kennen, is natuurlijk door zijn werken te lezen. Tot voor kort was dat een lastige opgave, want het Humanistenlatijn waarin hij schreef is bepaald niet eenvoudig en vertalingen waren er niet. Daar heeft Eindhovenaar Nico de Glas nu verandering in gebracht. Tegelijk met het boek van Frederickx en Van Hal verscheen een lijvig boek waarin hij een ruime selectie uit Goropius’ werken in een vlot leesbaar Nederlands heeft omgezet.

Behalve dat dit boek het mogelijk maakt om Goropius’ taalkundige beschouwingen (en uitglijders) uit de eerste hand te smaken, vinden we hier ook betogen over het feit dat ook in het verleden geen reuzen hebben bestaan, dat het heelal niet veroudert en bijvoorbeeld een lyrische beschrijving van de ligging van de abdij van Tongerlo temidden van ‘woeste zandgronden en heidevelden tot aan de horizon’. Het mag een gouden greep worden genoemd om deze beide boeken nu samen te laten verschijnen.