|
Brabant Cultureel • Brabant Literair Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur 64ste Jaargang - nummer 2 - april 2015 |
||||||
|
|||||||
¶ Bart Smout, Blijkbaar wordt het toch erger als je er niets aan doet. Tilburg: Uitgeverij Geroosterde Hond, 2015, 72 pp. ISBN 978-94-90855-12-3, pb., € 12,00.
©Brabant Cultureel – april 2015 |
Poëzie ter bevestiging van de zinloosheid
Wie groots en meeslepend wil leven, houdt het doorgaans niet lang uit achter de schrijftafel. Andersom geven schrijvers niet graag toe dat hun leven vooral uit zitvlees en saaie vasthoudendheid bestaat. Er zijn slechts enkele eerlijke uitzonderingen: de jonge Gerard van het Reve, die in De Avonden op onnavolgbare wijze de uitzichtloze, dagelijkse sleur wist te beschrijven. En nu Bart Smout.
door Camiel Hamans
In 2009 debuteerde Bart Smout (1983), in zijn beroepsleven journalist te Tilburg, met de roman Lege Lijnen. Een recensent noemde dat ‘geen opzienbarend boek, maar wel een interessante roman,’ want ‘het gaat over een saai leven, zonder zelf ooit saai te worden.’
Gedichten Voor Smouts nieuwste publicatie Blijkbaar wordt het toch erger als je er niets aan doet, een gedichtenbundel die verscheen bij de kleine Tilburgse uitgeverij Geroosterde Hond, geldt in wezen hetzelfde. De stemming is uitzichtloos, geen grote droefenis of ellende, maar lullige treurigheid. Het leven dat uit de regels van Bart Smout oprijst is zinloos, volstrekt overbodig, maar omdat het er nu eenmaal is, maak je er af en toe toch maar iets van. Of zoals Smout het zelf zegt (p. 14):
Wil je iets van dit leven maken, dan moet je zelf voor het vuurwerk zorgen.
Niet dat er veel vuur of vuurwerk in deze bundel zit, de sfeer is op zijn best afwachtend. En dan niet wachtend op de stilte na de storm of op de storm zelf, veeleer ongewis afwachtend om te zien of er wat gebeurt, of het ongeluk wellicht vanzelf de andere kant opgaat, zoals in het gedicht Salamander (p. 55/56) waar de ik-figuur op een warme zomerdag door het park slentert en daar ineens op het grindpad een beestje ziet, vermoedelijk een salamander:
Ik hou mijn voet in de lucht bevries mijn beweging zonder erbij na te denken zonder te weten waarom.
Het leerachtig lichaam glimt een beetje de vreemde groenblauwe kleur schittert als een verborgen schat.
Samen houden we ons stil de salamander en ik op een onbewaakt ogenblik in het drukke park in de zonbeschenen stad alsof we in een film even op pauze worden gezet en toch doorademen.
Deze regels tonen meteen het talent van Bart Smout: in onopgesmukte, nauwelijks poëtische taal een beklemming oproepen die de lezer bij de keel grijpt. Smout hoeft niet expliciet aan te geven dat hier sprake is van dreiging, waarschijnlijk ook van angst, in ieder geval van een besef van noodlot en heel misschien ook nog een stille hoop op een bijna toevallige goede afloop. Beelden en taal zijn, hoe eenvoudig ook, perfect gekozen om de boodschap over te brengen.
Spiegelbeeld Meteen al het eerste gedicht van de bundel laat zien dat Smout schrijven kan, dat hij met weinig woorden iets te vertellen heeft, dat hij met kale tekens een diepere inhoud weet uit te drukken:
Genesis
Er zijn figuren die het in zich hebben om uit helemaal niks een enorm probleem te laten ontstaan.
God was er zo een.
Of het altijd beter is niets te doen en maar af te wachten of de zaken zich niet Brabants vanzelf oplossen, is de vraag die het titelgedicht (p.36) aan de orde stelt:
Blijkbaar wordt het toch erger als je er niets aan doet
Het kleinste veertje aan de boa wordt een zwaargewicht trekt een zwanenhals en naar beneden.
De ladder in de panty breidt uit als olie tovert de stof weg en later ook het been.
Het hout trekt krom. de dansvoorstelling struikelt, maakt een verontschuldigend gebaar en strompelt verder, voetje voor voetje.
Blijkbaar wordt het toch erger als je er niets aan doet.
Ik kan er maar beter eens goed voor gaan zitten.
Maar zeker weten of je daarmee een stap verder komt, is voor Smout geen uitgemaakte zaak. Je neemt jezelf immers altijd mee:
En voor je het weet maak je door een verlaten winkelstraat kleine huppelpasjes van plezier.
In de etalages huppelt je reflectie met je mee.
In een onbewaakt ogenblik kijk je ernaar.
Dat had je beter niet kunnen doen.
Licht Hoewel? De bundel eindigt met een cyclus Het Licht (p. 63-70) , die ofschoon de ik-figuur in deze acht gedichten niet veel optimistischer of positiever is ingesteld, toch hoopvol eindigt. Wordt in Licht I nog unverforen gesteld dat ‘onrecht bij het leven hoort zoals de dood’, in Licht V is er al een mogelijke uitweg. Hier wordt voorgesteld om, als ware men een mogelijke prooi, net zo lang onbeweeglijk stil te blijven liggen totdat de dreiging vanzelf oplost en het dus niet langer nodig is te doen alsof je dood bent. Alle acht gedichten van deze cyclus beginnen met de zin: Ik denk dat ik het licht begin te zien, en in het laatste vers is dat uiteindelijk ook zo:
VIII
Ik denk dat ik het licht begin te zien:
Ik heb iemand nodig om het mee te delen. Ik heb iemand nodig om mee te delen Ik heb iemand nodig om te delen. Ik heb iemand nodig. Ik heb iemand nodig. Ik heb iemand nodig.
Deze kreet, dit wanhopige maar simpel geformuleerde slotakkoord, maakt duidelijk wat in de ogen van Bart Smout – en niet in die van hem alleen – de zin is van het bestaan: de mens is niet gemaakt voor zich alleen. Dat leert deze overtuigende bundel: het bestaan mag dan zinloos zijn, Bart Smouts gedichten geven zin aan het denken daarover. |
||||||