HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 1 - februari 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Henk Hiddink, Hoogeloon-Kaboutersberg. Onderzoek naar een grafveld uit de Romeinse tijd. Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 47 / VU-opgravingen in de Kempen 1. Amsterdam: Archeologisch Centrum Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting 2011, vi+198 pp., ISBN 978-90-8614-206-4, pb., € 20,00.

Digitaal: www.dare.ubvu.vu.nl/handle/1871/51946 

 

Henk Hidding, De Romeinse villa-nederzetting op de Kerkakkers bij Hoogeloon

(Noord-Brabant). Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 53 / VU-opgravingen in de Kempen 3. Amsterdam: Archeologisch Centrum Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting 2014, xviii+1190 pp. (drie delen en kaartbijlagen), ISBN 978-90-8614-263-7, pb., € 95,00.

Digitaal: www.dare.ubvu.vu.nl/handle/1871/51945

 

www.spa-uitgevers.nl

 

Nico Roymans, Ton Derks & Henk Hiddink (eds), The Roman Villa of Hoogeloon and the Archaeology of the Periphery. Amsterdam Archaeological Studies 22. Amsterdam University Press 2014, x+346 pp., ISBN 978-90-8964-836-5, hb., € 119,00.

 

www.nl.aup.nl 

 

Van de villa zelf is bij Hoogeloon niets meer te zien, maar vlakbij de vindplaats staat langs de weg van Hoogeloon naar Hoogcasteren (net buiten het dorp Hoogeloon) een informatiepaneel. De grote grafheuvel De Kaboutersberg en de daar vlakbij gelegen Romeinse oversteek over de Kleine Beerze zijn gereconstrueerd en via een wandelpad te bezoeken.

 

©Brabant Cultureel – februari 2015

Hoogeloon uit de periferie

 

Tussen 1980 en 1987 groeven archeologen bij Hoogeloon een Romeinse villa op. Daarna duurde het nog jaren voordat dit onderzoek volledig was uitgewerkt, maar nu is dat het geval. De villa, in de periferie van het Romeinse Rijk, staat nu centraal in een mooi boek.

 

door Lauran Toorians

 

Op een zomerdag in 1953 fietste Gerrit Beex (1912-1993) door zijn geboortedorp Hoogeloon, toen zijn aandacht werd getrokken door een stuk steen dat hem deed denken aan een fragment van een Romeinse dakpan. Enkele dagen eerder had hij nog deelgenomen aan een excursie van Brabants Heem, waarbij tussen Hoogeloon en Hapert was gespeurd naar archeologische vondsten, dus hij was erop gespitst. Toch fietste hij door, om zich later te bedenken en terug te keren. Deze keer werd, zoals hij zelf beschreef, ‘de bekoring te sterk, ik stapte af en onderwierp het stuk gebakken steen aan een onderzoek. Inderdaad, het moest een Romeins dakpanfragment zijn; het was juist groot genoeg om de voornaamste kenmerken van kleur, dikte en vorm te laten zien.’

De herkomst van het aangevoerde zand waarmee het dakpanfragment langs de straat was terechtgekomen, was snel vastgesteld. Dat bleek een ‘driehoekig overschot van een akker, waar de nieuwe weg naar Hoogcasteren schuin doorheen was gelegd’. Beex, die later roem zou vergaren als de eerste provinciaal archeoloog in Noord-Brabant, was toen al een verwoed amateurarcheoloog en een onderzoekje was snel ingesteld. De conclusie, die Beex in 1953 publiceerde in Brabants Heem, was dat hier een Romeins gebouw had gestaan. Over de aard van het gebouw kon hij niets zeggen, maar hij sprak wel het – later bewezen – vermoeden uit dat er een verband bestond met de nabijgelegen Kaboutersberg, waarvan we nu weten dat dit een Romeinse grafheuvel is geweest.

 

 

Het team van de opgravingscampagne in 1985. Uiterst links Jan Slofstra. foto uit boek

 

 

Geploegd

Na deze eerste ontdekking bleef het geruime tijd stil rond Romeins Hoogeloon. Dat veranderde toen het terrein eind 1979 dieper dan normaal werd geploegd en er veel Romeins materiaal aan de oppervlakte kwam. Nico Arts, toen nog student en nu gemeentelijk archeoloog in Eindhoven, zag dat en opnieuw werd een onderzoekje ingesteld. Waarnemingen in het veld en vanuit de lucht maakten snel duidelijk dat hier een Romeinse ‘villa’ had gestaan, waarvan de resten nu door ploegen en ontgronding werden bedreigd. In een aantal campagnes, steeds in de zomermaanden, werd tussen 1980 en 1987 vrijwel het hele terrein archeologisch onderzocht. Dit gebeurde onder leiding van Jan Slofstra, archeoloog van de Vrije Universiteit in Amsterdam en met de inzet van studenten van die universiteit en belangstellenden uit de regio.

 

 

De restanten van de villa tijdens de opgraving in 1980, gezien vanuit het zuiden. Wat in de bodem bewaard bleef zijn puinbanen onderin de funderingsgreppels, puin en ander afval en de sporen van eindeloos veel kuilen en greppels. foto uit boek

 

Dit onderzoek paste mooi in het zogenaamde Kempenproject (‘een regionaal-archeologisch onderzoeksprogramma’) dat van grote invloed zou blijken op de ontwikkeling van de archeologie in Nederland. Zoals vaak bij grote archeologische projecten, bleken opzet en omvang van het onderzoek moeilijk te combineren met een gedegen uitwerking van de resultaten. Recent zijn echter door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) fondsen vrijgemaakt om juist dit soort ‘achterstallig werk’ in te halen. En zo kon tussen 2010 en 2014 ook ‘Hoogeloon’ worden uitgewerkt. Het resultaat is een flinke reeks publicaties met als voornaamste twee gedetailleerde rapporten (Hoogeloon-Kaboutersberg en De Romeinse villa-nederzetting) en een wetenschappelijke synthese van de inzichten die dit alles heeft opgeleverd: The Roman Villa of Hoogeloon and the Archaeology of the Periphery.

Beide rapporten werden – met medewerking van talloze materiaalspecialisten – geschreven door de onvermoeibare Henk Hiddink, die ook zelf nog als student aan deze opgravingen heeft meegewerkt. De Engelstalige synthese is een bundel artikelen, samengesteld door de huidige projectleiders Nico Roymans en Ton Derks, opnieuw samen met Henk Hiddink.

 

 

Reconstructie van hoe de villa er in het begin van de derde eeuw in volle glorie kan hebben uitgezien. illustratie Mikko Kriek

 

 

Ontsloten

Deze publicaties zijn degelijk, technisch en deels in het Engels (en erg duur) en voor het grote publiek dus niet meteen toegankelijk. Daar staat tegenover dat een belangrijke en bijzondere vindplaats uit de Romeinse tijd nu voor de archeologische vakwereld is ontsloten en een rol kan gaan spelen in het denken over die periode.

Bijzonder is Hoogeloon zeker, want ondanks dat is vastgehouden aan de term ‘Romeinse villa’, is duidelijk dat dit complex in Hoogeloon geen doorsnee villa is geweest. Daarbij moeten we overigens niet denken aan een leuk huisje aan de bosrand, maar aan een groot agrarisch bedrijf met een luxe hoofdgebouw dat produceerde voor het leger en de stedelijke nederzettingen in de omgeving. Een forse stenen woning, met vloerverwarming en een Romeinse badinrichting (met een echte mengkraan), met mozaïekvloeren en veelkleurige wandschilderingen was er in Hoogeloon zeker, maar van grootschalige graanproductie kan op de schrale zandgronden van de Kempen nooit sprake zijn geweest.

De interpretatie is nu dat Hoogeloon het centrum was waar boeren uit de wijde omgeving bij wijze van belastingbetaling vee – waarschijnlijk rundvee – afdroegen, dat dan en masse naar Tongeren werd gedreven om daar te worden verwerkt tot vlees, vet, huiden/leer, hoorn (als grondstof van allerlei andere producten) en beenderlijm. Onder meer een grote drenkkuil direct achter de villa vormt daarvoor een aanwijzing.

Hoogeloon lag in het centrum van de streek van de Texuandri, een deel van het bestuursdistrict (de civitas) van de Tungri waarvan Tongeren de hoofdstad was. In het zuiden van dat district bevonden zich de vruchtbare lössgronden van de Haspengouw waar zich wel Romeinse villa’s van de klassieke soort bevonden. In de Kempen, en ook in het Nederlandse rivierengebied, lag het accent op veeteelt en daarin lijkt Hoogeloon dus een centrale rol te hebben gespeeld.

Hoogeloon bevond zich dus in een tamelijk marginaal deel van dit bestuursdistrict aan de rand van het Romeinse Rijk, dus alleszins in de periferie. Dat lijkt oninteressant, maar is het juist niet. Het Romeinse Rijk was erg uitgestrekt en kende meerdere perifere gebieden, zelfs binnen Italië, die toch volledig deel uitmaakten van dit grote rijk. Door die gebieden beter te begrijpen en met elkaar te kunnen vergelijken, wordt ook de veelkleurigheid in de eenheid van het Romeinse Rijk duidelijker zichtbaar. 

 

Tijdens de opgraving kwamen grote hoeveelheden beschilderde stucfragmenten aan het licht. Door geduldig puzzelen en vergelijking met andere bronnen konden delen van de wandschilderingen worden gereconstrueerd. illustratie uit boek

 

 

Inheems

Uit het onderzoek is gebleken dat de villa van Hoogeloon begon als een tamelijk gewone, inheemse nederzetting met enkele houten boerderijen. Enkele vondsten wijzen erop dat de eigenaar een connectie had met het Romeinse leger en een van de eerste grote bouwprojecten moet een stenen grafmonument zijn geweest dat bij de latere Kaboutersberg stond (zie ook Brabant Cultureel 61/1 (februari 2012) 28).

Wat later – rond 100 na Christus – werd de stenen villa gebouwd, waarvoor zowel de technische kennis als de materialen van ver moesten komen. Het gebouw doorliep drie bouwfasen, waarbij het steeds werd uitgebreid, totdat het halverwege de derde eeuw in verval raakte. Een nieuw groot huis in (grotendeels) inheemse stijl was daarna nog enige tijd het hoofdgebouw van het complex, dat rond 270 buiten gebruik raakte. Aangenomen wordt dat de hoofdbewoner van de villa ook een bestuurlijke rol speelde in Tongeren en in die stad eveneens een woning zal hebben gehad, maar dat weten we uiteraard niet zeker. Ook in de verdere interpretatie van dit villacomplex schuilt nogal wat giswerk. Het is de kracht van de nieuwe publicaties dat zij daar een fundament onder leggen en dat alle vermoedens en aannames grondig worden beargumenteerd.

Een veelbesproken probleem van de laat-Romeinse periode is de ontvolking van een groot deel van het huidige Noord-Brabant in de late derde eeuw. Rond 270 lijken de zandgronden totaal leeg te lopen om dan pas in de tweede helft van de vierde eeuw opnieuw te worden gekoloniseerd. Waarom dit gebeurde en hoe het in zijn werk ging, is het onderwerp van een uitvoerig artikel van Stijn Heeren (Goirle 1976) in The Roman Villa of Hoogeloon. Het lijkt te gaan om een combinatie van factoren. Dit artikel kan worden gezien als het programma voor een groter onderzoeksproject waaraan Heeren zich de komende jaren gaat wijden. Daarmee zal ook de band tussen de Vrije Universiteit en de archeologie in Noord-Brabant zeker nog worden bestendigd.

 

Het bestuursdistrict van de Tungri, met Tongeren als hoofdplaats. kaartje uit boek