HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 1 - februari 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Ad van Els, met bul, luistert naar de lofrede van zijn promotor. foto Gemma van der Heyden

 

Ad van Els, A Lion of a Manuscript: Ademar van Chabannes and MS Leiden, University Library, Vossianus Latinus Octavo 15. Dissertatie Utrecht. (Het boek is niet in de handel.)

 

©Brabant Cultureel – februari 2015

Ad van Els: Een rijk leven zonder geld

 

Ad van Els promoveerde op het werk van Ademar van Chabannes (circa 989-1034). Van Els is een geleerde met een alternatieve carrière die naast zijn wetenschappelijke werk schoffelend en fietsend door het leven gaat. ‘Het is als met fietsen. Als je een hoge berg beklimt weet je dat het lang gaat duren en stel je je daarop in.’

 

door JACE van de Ven

 

In de universiteitsbibliotheek van Leiden liggen veertien perkamenten schriftjes in twee dozen, geschreven door de monnik Ademar van Chabannes die zijn leven doorbracht in kloosters in Angoulême en Limoges. Tot nu toe waren deze boekjes door historici bestudeerd op tekst en door kunsthistorici op afbeeldingen. Ad van Els (1953) uit Gemonde bekeek ze tien jaar lang integraal en promoveerde daar 23 januari 2015 in Utrecht op tot doctor in de mediëvistiek.

 

 

UB Leiden, cod. Voss. lat. Oct. 15, fol. 197v-198r: Tekeningen van de fabels van Phaedrus waaraan later de tekst is toegevoegd.

  Grotere weergave van de codex

Van Els concludeert dat Ademar de schriftjes privé gebruikte als hulp en geheugensteun bij het onderwijs dat hij gaf aan de kloosterschool. Van Els onderzocht daarbij hoe een leraar duizend jaar geleden te werk ging. Over welke onderwerpen gaven de docenten aan een kloosterschool toen les? Op dat soort vragen probeert zijn proefschrift ‘Een leeuw van een handschrift’ antwoorden te geven.

 

 

Nadat hem de bul is overhandigd wordt de kersverse doctor Van Els toegesproken door zijn promotor van de universiteit van Utrecht, prof. dr Arpad Orbán.

foto Gemma van der Heyden

 

 

Flierefluiten

Ad van Els is een bijzonder wetenschapper. Na de HBS in ’s-Hertogenbosch ging hij al op zijn zeventiende naar Tilburg om rechten te studeren. ‘Maar ik was te jong en kon de vrijheid nog niet aan. Mijn studie raakte in de versukkeling en na vier jaar ging ik MO Geschiedenis doen aan de Katholieke Leergangen. Dat vlotte in het begin ook niet. Ik deed van alles behalve studeren. De ommekeer kwam toen ik om geld te verdienen asperges was gaan steken in Helvoirt. Ik belandde na afloop in een kroeg in Sint-Michielsgestel waar ik met anderen aan het gokken sloeg. Op een gegeven moment stond ik op duizend gulden verlies. Gelukkig wist ik uiteindelijk quitte te spelen, maar op weg naar huis botste ik tegen een auto: diepe hoofdwond en een nekwervel gescheurd. Terwijl ik daarvan lag te revalideren besefte ik dat het zo niet verder kon.’

 

 

Ad van Els aan het werk, thuis aan de keukentafel. foto Gemma van der Heyden

 

Niet dat Ad van Els vanaf dat moment opeens een voorbeeldig student was, maar het flierefluiten had hij afgelegd. Omdat er van studiebeurzen al jaren geen sprake meer was, ging hij werken op de biologische graanpletterij De Halm in Heeswijk-Dinther. Hij betrok een oeroud huisje aan de Pompstraat in Schijndel, met als enige comfort een koudwaterkraantje, en behaalde tussendoor zijn lerarendiploma MO B. Niet dat hij les ging geven, hij plette graan en leidde een sober leven, zonder televisie, zonder auto.

‘Geld heeft de keuzes in mijn leven nooit beïnvloed. Zo lang ik niet aan de bedelstaf zou geraken, vond ik het prima.’

Dat verklaart ook Ads volgende keuze. In 1994 stierf zijn vader. ‘Hij hielp in zijn vrije tijd op het tuincentrum van mijn jongere broer Jan in Mill. Nadat we hem begraven hadden, besloot ik heel impulsief om dat werk van hem over te nemen en om bij ons moeder te gaan wonen.’

Zo geschiedde en van dan af fietste Ad vier keer per week van Schijndel naar Mill en terug om bij zijn broer te schoffelen en te wieden. Intussen studeerde hij af als historicus aan de Universiteit van Leiden en enige jaren later als filosoof aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. En tien jaar geleden nog eens als mediëvist aan de Universiteit van Utrecht. Alle drie de keren cum laude.

 

 

UB Leiden, cod. Voss. lat. Oct. 15, fol. 120v-121r: Tekst en tekeningen over de meetkunde in de Etymologiae van Isidorus van Sevilla. 

  Grotere weergave van de codex

 Gekriebeld

‘De mensen zeiden wel eens: je moet zo hard werken en elke dag zo ver fietsen, hoe hou je dat vol? Maar als je zoiets graag doet, dan voel je dat niet zo. Daarbij fiets ik graag, toen ik in 2004 afstudeerde op een scriptie over de middeleeuwse geleerde Abbo van Fleury ben ik naar Bern gefietst om daar in een bibliotheek een handschrift van hem te raadplegen.’

Hoe weet hij zo zeker dat het handschrift dat hij bestudeerde voor persoonlijk gebruik door de monnik Ademar bestemd was? ‘Uit de manier waarop Ademar de schriftjes heeft vol geschreven, kan je niet anders dan concluderen dat ze voor eigen gebruik bedoeld zijn. Meestal schrijft hij uit de losse hand, zonder liniëring, in een zeer kleine letter en met de regels dicht op elkaar gekriebeld. Onderscheidingstekens ontbreken en hij gebruikt regelmatig Tiroons kortschrift, een soort van middeleeuws steno. Niemand anders dan Ademar zelf zou de weg in dit geheel hebben kunnen vinden. Daarbij heb ik ontdekt dat de meeste boekjes van restanten perkament gemaakt zijn.’

Ademar van Chabannes was verbonden aan de kloosters van Saint-Cybard in Angoulême en aan Saint-Martial in Limoges. Hij was tot nu vooral bekend als historicus, liturgist, componist en ijveraar voor de patroonheilige en stichter van het klooster in Limoges, Sint Martialis. ‘Ademar wilde aantonen dat Martialis een van de apostelen van Christus zou zijn geweest. Dat zou de status van zijn klooster flink verhogen. Daartoe vervalste hij historische teksten en produceerde hij zelf zogenaamd eeuwenoude geschriften. In de literatuur wordt het tot nu toe voorgesteld alsof Ademar vanwege deze vervalsingen in het klooster als een outcast werd behandeld. Hij wordt door sommige historici beschouwd als een mythomaan die in afzondering een wereld voor zichzelf creëerde. Maar volgens mij is dat niet wat er in de praktijk is gebeurd. Uit de bronnen blijkt dat zijn status in het klooster onaangetast bleef : hij kon over een grote hoeveelheid perkament beschikken en zoveel teksten over de ‘apostel’ Martialis schrijven als hij wilde. Ook het idee van wat een vervalsing is moet je in de context van die tijd zien. Er bestonden in de middeleeuwen tal van geleerden die uit vrome motieven een nieuwe werkelijkheid schiepen. En die hield vaak lang stand. Martialis is pas in de negentiende eeuw door Rome als apostel afgevoerd.’

 

 

UB Leiden, cod. Voss. lat. Oct. 15, fol. 41v-42r: Tekeningen bij de Psychomachia, een allegorie over de strijd tussen goed en kwaad. 

  Grotere weergave van de codex

Onderwijs

Maar, zoals gezegd, gaat het Van Els over de leraar Ademar. Dat is in de ogen van Van Els een onderbelicht gebleven aspect van Van Chabannes werkzaamheden. De persoonlijke aantekenboekjes van Ademar in Leiden zorgen er – samen met een nieuw ontdekt handschrift van Ademar in Wolfenbüttel – voor dat we een beeld krijgen van Ademars lesprogramma en van de didactische methodes die hij hanteerde.

‘Het persoonlijke karakter van deze handschriften biedt ons de unieke gelegenheid om inzicht te krijgen in de werk- en denkwijze van een geleerde monnik gedurende een groot deel van zijn leven. Het onderzoek geeft antwoord op vragen als: hoe prepareerde Ademar zijn notitieboekjes, welke vakken en welke teksten onderwees hij aan zijn leerlingen en welke onderwijsmethodieken gebruikte hij. Zodoende krijgen we via dit handschrift een indruk van hoe het onderwijs er aan een kloosterschool kort na het jaar duizend in de praktijk moet hebben uitgezien. Ook staan er prachtige tekeningen in. Volgens mij bedoeld om aan de jongste leerlingen te laten zien. Een soort aanschouwelijk onderwijs aan het begin van het tweede millennium.’

Tien jaar lang werkte Van Els tussen het schoffelen en het fietsen aan dit meer dan dertienhonderd pagina’s tellende proefschrift, in het begin elke avond, later in het weekend en op vrije dagen. Alleen al met het ontcijferen van het handschrift is hij jaren bezig geweest. Modern monnikenwerk.

 

 

Ad van Els met fiets. foto Gemma van der Heyden

 

‘Ach, het is net als met fietsen. Als je een hoge berg beklimt weet je dat het lang gaat duren en stel je je daarop in. Je moet ooit heel lang trappen voor je er bent. Zo was het ook met deze studie. Soms was het maanden zoeken, maar dan werd je weer opeens met een mooie vondst beloond.’

‘En of het allemaal zin heeft? Jawel. Het belang van dit alles voor ons is, dat onze kennis over de geschiedenis van het boek, over het middeleeuwse onderwijs, over het intellectuele milieu in Angoulême/Limoges en, last but not least, over de intrigerende persoonlijkheid van Ademar van Chabannes toeneemt. Eveneens worden we ons bewust van de kloof die er gaapt tussen het huidige onderwijs en de vakken die onderwezen werden aan een elfde-eeuwse kloosterschool. Hun wereld is immers niet meer de onze. Maar ondanks deze verschillen is het goed als we ons tegelijkertijd realiseren dat de moderne school uit dit prille begin gegroeid is. De wat oudere gymnasiasten zullen zich zeker nog herkennen in de grote nadruk die Ademar en zijn tijdgenoten legden op beheersing van het Latijn. Het was voor hen de taal van de bijbel. Datzelfde geldt voor het belang van grammatica en retorica.’

Waarvan akte. Nu weer aan het werk. Schoffelen en op en neer fietsen van Gemonde naar Mill. Ongetwijfeld dient zich weer een nieuwe studie aan.

 

 

Ad van Els met zijn zussen Rina (l.) en Marijke (r.), die zijn paranimfen waren tijdens de verdediging van zijn proefschrift. foto Gemma van der Heyden