HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - december 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

 

  Y.Né, De werkelijkheid houdt het lang vol. Breda: De Geus 2014, 96 pp., ISBN 978-90-445-3419-1, hb., € 19,95.

 

www.degeus.nl

www.yne.nl

 

©Brabant Cultureel – december 2014

Tussen Bach en kokende motor

 

Opnieuw verscheen een omvangrijke bundel van de productieve dichteres Y. Né. In naar hun inhoud haast essayistische gedichten verhoudt de dichter zich tot de werkelijkheid en vraagt zij zich af wat kunst is. Het geestelijke, de kunst, lijkt hier te winnen van de weerbarstige wereld.

 

door Camiel Hamans

 

Poëzie bestaat er in soorten en maten. Gedichten die het van klank en melodie moeten hebben, teksten die vooral bedoeld zijn om via metaforen een sfeer te suggereren en poëzie die aan het denken wil zetten. Die iets te melden heeft. De nieuwe bundel van Y. Né, De werkelijkheid houdt het lang vol, is ontegenzeggelijk van de laatste soort. Bij haar geen beeldspraak die kleur moet geven, maar beelden uit de realiteit die botsen of samengaan op een zodanige manier dat de lezer niet anders kan en wil dan zich het hoofd breken over de impliciete vragen die de dichter heeft opgelegd. De poëzie van Né is niet vrijblijvend, scheert niet langs het oppervlak, maar graaft en boort. Het is een wijsgerig essay in versvorm.

Y.Né’s poëtische wereld is in deze bundel gebouwd op tegenstellingen: werkelijkheid versus eigen binnenwereld of, zoals ze zelf zegt in het uitermate concrete gedicht ‘luchthavencontrole’ dat een tot verwarring leidende security check op een vliegveld beschrijft, waarbij het alarm afgaat door een vergeten ijzeren wasklem aan een bh:

 

                        Ik kan de wereld goed buitensluiten.

                        Soms ben ik bang

                        dat ik de wereld niet meer binnenkrijg.

  

Pech

Realiteit te over in deze gedichten. Daar begint de bundel al mee. Een eerste tekst ‘autocorrectie’ beschrijft inderdaad autopech door een kokende motor en de oplossing daarvan, maar tegelijk hoe de realiteit van elke dag de dichter corrigeert en ervoor zorgt dat zij met beide benen op de grond blijft. Die dagelijkse werkelijkheid bestaat hier uit autorijden en de dichter geeft zich onmiskenbaar bloot als vrouw, blijkens de regels ‘In bepaalde overtuigingen is vrouwen / diepgaand contact met personen en dingen ontzegd.’

Harde werkelijkheid en het droombeeld daarvan gaan gelijk op in deze verzen. Zie bijvoorbeeld een pagina verder:

 

                        Als de regen stopt

                        komen de bergen, zegt de renner,

                        laat dus de regen nog blijven.

 

Het titelgedicht van deze omvangrijke bundel is tevens de titel van de vierde van in totaal zes afdelingen met titels als ‘Huishouding van het medeweten’, ‘Wherabouts’ en ‘Espresso’. In deze vierde afdeling , zoals vaker in moderne dichtkunst, onder meer vragen over wat poëzie inhoudt of wat kunst is. Het antwoord is bijvoorbeeld dat poëzie ons verbindt met onbekende achtergronden, of dat die ‘leeft in broze evenwichten van het brein’. Dat ‘kunst is deining scheppen, / zee tussen twee golven in’. Kortom: een tipje van de sluier oplichten die ligt over het gelaat van de werkelijkheid, zodat we helderheid kunnen krijgen over ons zicht daarop. Niet dat de lezer dan meteen antwoord krijgt, integendeel. Hem worden beelden aangereikt die tot vragen leiden.

Maar Y. Né blijft niet steken in poëticale vragen. Het titelgedicht ‘de werkelijkheid houdt het lang vol’ laat zien hoe we bereid zijn onzichtbare en onkenbare zaken als reëel te accepteren, maar dat we tegelijk moeten toegeven dat ‘niemand is wat hij is (…) Zij trekt haar kleren uit en heeft al andere aan.’

De conclusie is onontkoombaar: ‘Het grootste raadsel verschijnt als onverhuld feit’ en dat wat zich aandient als werkelijk gaat verborgen onder lagen van verhulling en bedrog.

 

BWV 227

Die tegenstelling komt eveneens tot uitdrukking in ‘motet’, een gedicht uit de afdeling Whereabouts en als zodanig contrasterend met de modieuze sportsfeer die deze term oproept. ‘motet’ is eveneens afgedrukt op de flap van het stofomslag en is daarmee minstens zo programmatisch als het titelgedicht van de bundel.

‘motet’, met daarin het citaat ‘Es ist nun nichts Verdammliches’ verwijst expliciet naar een van Bachs begrafenismotetten, namelijk BWV 227 ‘Jesu, meine Freude’. Aan wie dit motet kent, dwingen en dringen zich meteen de regels op: ’Ihr aber seid nicht fleislich sondern geistlich.’ Dit had het motto van de bundel kunnen zijn, of in de woorden van Y. Né:

 

                        Terwijl ik me vasthoud

                        verlang ik los te komen.

                        Ongelovig in wat is, geloof ik

                        in de uitgebreidheid van de wereld.