HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - augustus 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Herman Clerinx, Romeinse sporen. Het relaas van de Romeinen in de Benelux met 309 vindplaatsen om te bezoeken. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep 2014, 448 pp., ISBN 978-90-253-0369-3, pb., € 29,99; E-book € 13,99.

 

www.uitgeverijathenaeum.nl

www.users.telenet.be/herman.clerinx 

  

©Brabant Cultureel – augustus 2014

Romeinse sporen te boek gesteld

 

Een Romeins aquaduct bij Nijmegen, Romeinse stadsmuren in Tongeren en een Romeins kanaal bij Voorburg, de meeste mensen weten niet dat het bestaat en denken naar Frankrijk of Italië te moeten om zoiets te zien. In ‘Romeinse sporen’ beschrijft Herman Clerinx de zichtbare resten ‘bij ons’. Maar in Noord-Brabant loopt het niet over.

 

door Lauran Toorians

 

Gedurende zo’n twee tot drie eeuwen liep het noordwestelijke uiteinde van de grens van het Romeinse Rijk dwars door Nederland. Die grens volgde de (Oude) Rijn en liep dus langs moderne plaatsen als Arnhem, Utrecht en Leiden, om te eindigen bij Katwijk aan Zee. Na een aantal mislukte pogingen om het gebied ten noorden van de Rijn ook onder Romeins gezag te brengen, werd dit de formele, met wachttorens en grensforten gemarkeerde rijksgrens. Dat bleef zo totdat in de loop van de derde eeuw na Christus enerzijds het klimaat te nat werd, waardoor het meest westelijke deel van deze grens nauwelijks nog verdedigbaar was, en anderzijds de druk van indringers zo groot werd dat die niet meer buiten gehouden konden worden.

Als reactie op deze gewijzigde situatie ontruimden de Romeinen direct ten zuiden van de grens een groot gebied. Dat werd ingericht als buffer waarin grenstroepen patrouilleerden om invallers te verjagen. Daarbij werden successievelijk ook groepjes ‘buitenlanders’ toegelaten, die dan een deel van deze verdediging moesten overnemen. Grote delen van het huidige Noord-Brabant liepen zo in de derde eeuw leeg, om vervolgens kleine groepen nieuwe kolonisten te ontvangen. Van een totale leegloop was geen sprake en zeker langs de grote rivieren bleven veel nederzettingen gewoon voortbestaan. Uiteindelijk hielden de Romeinen dit niet vol en moesten zij zich helemaal terugtrekken. De tijd van de ‘Volksverhuizingen’ was begonnen en de middeleeuwen dienden zich aan.

 

 

Barnstenen beeldje van de god Bacchus, gevonden in één van de Romeinse graven in Esch. foto Het Noordbrabants Museum

 

 

Benelux

Met zo’n zeventien à achttien eeuwen is dit allemaal erg lang geleden, maar driehonderd jaar is ook een lange tijd en het is helemaal niet onwaarschijnlijk dat deze Romeinse overheersing sporen heeft nagelaten. Dat is dan ook zeker het geval, op tal van gebieden. Herman Clerinx schreef een handzame gids waarin hij dit verhaal van de Romeinen vertelt aan de hand van vindplaatsen waar nog steeds iets valt te zien. Wel wierp hij daarbij zijn net een stuk breder uit dan alleen Noord-Brabant. De ondertitel van zijn boek gebruikt de bijna vergeten term Benelux (België, Nederland, Luxemburg), maar Clerinx keek af en toe ook in het aangrenzende Rijnland en in de Eiffel en net over de grens in Noord-Frankrijk.

Onlogisch is die ruime keuze niet. Ten eerste speelden onze moderne grenzen geen rol in de Romeinse tijd en bieden zij dus ook geen zinvol kader. En ten tweede zijn juist die zuidelijke en zuidoostelijke deelgebieden het rijkst aan tastbare en zichtbare restanten. Wie bedenkt dat Clerinx in het Belgische Hasselt woont, kan zich voorstellen dat hij een forse cirkel rond zijn huis trok en het gebied daarbinnen grondig verkende. Want alle beschreven plaatsen zijn door de auteur zelf bezocht en van nauwkeurige plaats- en routebeschrijvingen voorzien.

Dit boek is dan ook opzettelijk niet alleen een geschiedenisboek, maar ook een reisgids die uitnodigt om het allemaal zelf te gaan zien. Ook de leunstoelreiziger kan zich met dit boek echter uitstekend vermaken. Clerinx is een goede verteller – met ook op papier een Vlaamse tongval, maar dat stoort niet – en het boek is tot in het drukproefstadium volgepropt met de nieuwste archeologische feitjes en weetjes.

 

 

Reconstructie van de Romeinse grafheuvel bij Hoogeloon. foto Herman Clerinx

 

 

Grafheuvels

Dat Noord-Brabant er in dit boek wat bekaaid van af komt, is op het eerste gezicht een beetje een tegenvaller. Archeologische vondsten uit de Romeinse tijd zijn er volop en zelfs uit die ‘lege’, laatromeinse periode doen archeologen boeiende ontdekkingen, maar buiten de musea is daar weinig van te zien.

Het spectaculairst is misschien wel de grote grafheuvel die kort geleden werd gereconstrueerd bij Hoogeloon. Die is echter wel volledig reconstructie (een mooi woord voor namaak) en dan nog niet eens op de oorspronkelijke plaats, maar zo’n honderd meter daar vandaan.

            Wel echt is de grafheuvel in Boxmeer, maar die ligt dan weer op privéterrein (achter het ziekenhuis). En in Esch is op de plaats van de Romeinse grafheuvels helemaal niets meer te zien. De kostbaarheden die de doden hier in het graf hadden meegekregen, zijn te bezichtigen in Het Noordbrabants Museum. In Bergen op Zoom bevindt zich op het Thaliaplein achter de Gertrudiskerk een informatieplaquette over het heiligdom dat zich hier bevond. Een deel van de vondsten is te zien in het Markiezenhof. De vondsten uit Halder – met onder meer een pottenbakkersoven – en naaste omgeving waren lange tijd te zien in een museumpje in het grote gebouw van het Doveninstituut (nu Kentalis) in Sint-Michielsgestel. Het museum is daar echter ‘op straat gezet’ en hoopt binnenkort zijn deuren te openen op een nieuwe locatie.

Andere Noordbrabantse plaatsen die in het boek voorkomen zijn Cuijk (met een klein lokaal museum in de oude kerktoren), Empel, Kessel-Lith (allebei met een Romeinse tempel, maar ter plekke niets te zien), Nistelrode, Oss, Someren en Uden. Als het op vindplaatsen aankomt, is dit lijstje bepaald niet uitputtend. Dat kan ook niet, want op tal van plaatsen duiken bij archeologisch onderzoek – of soms gewoon bij toeval – sporen op uit de Romeinse tijd. Soms zijn archeologische bedrijven zelfs genegen dergelijke vondsten zo ‘gewoon’ te vinden, dat zij de betreffende gemeente adviseren nader onderzoek maar achterwege te laten en de (project)ontwikkelaar niet ‘op kosten te jagen’. Dat gebeurde onlangs nog met een nederzetting uit de Romeinse tijd in Zundert.

 

 

De gereconstrueerde grafheuvel van Hoogeloon tijdens de onthulling. foto Herman Clerinx

 

Romeins Zundert ontbreekt niet alleen op het netvlies van de verantwoordelijke bestuurders, maar ontsnapte ook aan de aandacht van Herman Clerinx. Dat is jammer, want net als in Bergen op Zoom, Cuijk, Empel en Kessel-Lith bevond zich hier een heiligdom met mogelijk een tempeltje. Wat daaraan herinnert is een groot stenen altaar dat al in 1812 werd gevonden bij de aanleg van de rijksweg van Antwerpen naar Breda. Het bevindt zich nu in Leiden en is gewijd aan de godin Sandraudiga oftewel ‘de Zundertse’. Hier is het dus de plaatsnaam die herinnert aan een inheemse godin uit de Romeinse tijd.

 

Communicatie

Herman Clerinx studeerde communicatiewetenschappen en werkte in het verleden onder meer voor de (toen nog Belgische) radio en televisie. Hij is al sinds lang geïnteresseerd in archeologie en schreef eerder een boek over megalieten (hunebedden en dergelijke) in Nederland en België, twee boeken over de Kelten en enkele culturele reisgidsen. Net als Romeinse sporen blinken deze boeken uit door hun journalistieke aanpak, in combinatie met gedegen onderzoek, zowel in bibliotheken als gewoon buiten.

 

 

Reconstructie van een in Someren gevonden krijgersgraf uit de volksverhuizingstijd (Archeologiehuis Someren). foto Laurens Mulkens