HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - april 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Pien Storm van Leeuwen, Akkers en zeevlam. Breda: Van Kemenade 2014, 42 pp., ISBN 978-90-71376-55-9, pb., € 12,50.
 
www.uitgeverijvankemenade.nl
www.pienstormvanleeuwen.nl
 
©Brabant Cultureel – april 2014

Hinkelend op twee benen dichten

 

Pien Storm van Leeuwen werd geboren in Bennebroek maar woont al sinds de tweede helft van de jaren zestig in West-Brabant, eerst in Bergen op Zoom en momenteel in Chaam. Behalve promotor van de dichtkunst is ze ook zelf dichter. Haar vierde bundel is er een vol ambivalentie.

 

door Albert Hagenaars

 

Je tikt met je pink tegen een champagneglas en daar komen de leeuwen al aangestormd! Zo’n associatie had ik toen ik voor het eerst, al vele jaren geleden, de naam Pien Storm van Leeuwen tegenkwam. Ik dacht ten onrechte dat haar echtgenoot Storm heette en Van Leeuwen de meisjesnaam was, en ik zal de enige niet zijn. Het is echter een dubbele familienaam. En, het is een symbolisch interessante naam als je gelooft dat het eerste deel iets fragiels vertegenwoordigt, of iets vluchtigs, en de beide volgende elementen voor kracht staan.

De mensen die de naam kennen zullen hem waarschijnlijk eerder verbinden met de vasthoudende poëzieactiviste die op vele tientallen plaatsen in de openbare ruimte in Noord-Brabant en de provincie Antwerpen gedichten op zwerfkeien en banken wist te realiseren – het nog steeds groeiende Poosplaatsen project – dan met de dichteres die in 2004 debuteerde met Zinder en die nu haar vierde bundel aflevert. Wat mij betreft is deze ‘laatsteling’ met de titel Akkers en zeevlam ondanks de vele overeenkomsten met het vroeger verschenen werk opnieuw iets beter, al is het maar omdat de schrijfster met succes meer doordacht te werk ging.

 

 

Pien Storm van Leeuwen. foto Albert Hagenaars

 

Neologisme

De titel is al net zo ambivalent als de naam van de dichteres. Althans, als je aanneemt dat ‘akkers’ voor concrete waarnemingen en beschrijvingen staat en ‘zeevlam’ een neologisme is dat een hulde aan de verbeelding wil zijn. Tot mijn verbazing blijkt het laatste woord echter net zo reëel als het eerste. Volgens de verklarende woordenlijst achter in de uitgave is het de naam van een snel vanuit zee optrekkende mist. En dit niet alleen. Ook andere begrippen die ik omwille van hun veronderstelde prikkelend nieuwe inhoud waardeer, kennen een eerbiedwaardig lange voorgeschiedenis, zoals ‘onland’ (onbruikbaar, woest land), ‘moerlemei’ (wanorde), ‘walen’ (draaien of kenteren/ kantelen), ‘spreng’ (de oorsprong van een beek).

Deze woorden vormen een spannende en welkome tegenhanger voor trefwoorden als ‘verlegen’, ‘schuchter’, ‘ergens’, ‘weeft’, ‘strijkt’ en ‘fluistert’ die zo uit het geheime cahier van een schoolmeisje zouden kunnen rollen en die misschien mede aanleiding waren voor Ad Haans om het streven van de dichteres te omschrijven als ‘de vaardigheid om hele [sic] subtiele observaties ragfijn te verwoorden,’ zoals de achterflap vermeldt.

Toch zet Storm van Leeuwen wel degelijk eigengemaakte woorden in, net zo gemakkelijk als ze grammaticale functies naar haar hand zet. Ik wijs dan op zinsneden als: ‘zien venstert verten / verlieft mij / in heuvelend land’ en ook ‘rijp rijmt / tot vrozen vacht’ en vooral ‘waar land en zee / elkaar nabij / in laagten evenaren’ dat door de meervoudige betekenis van het laatste woord aantoont dat poëzie met recht de taal regeert in plaats van andersom.

 

Verbanden

Akkers en zeevlam ziet er dankzij de medewerking van ontwerpbureau Meyer/Van Gerwen fraai uit. Zo staan er ook passende kleurenfoto’s in, voor elke afdeling eentje, gemaakt door Jan Willem Storm van Leeuwen. De bundel omvat drie afdelingen met respectievelijk tien, negen en tien verzen. Thematiek en kwaliteit zijn opvallend consistent. Voor zover daar wisseling in aan te wijzen is, bevindt die zich binnenin de gedichten en niet ertussen.

Het openingsgedicht, vermoedelijk uitgaand van de uitdrukking ‘aren lezen’, is zo niet het beste dan toch poëticaal het meest geslaagde gedicht. Het geeft aan waar het Storm van Leeuwen om gaat:

 

Oogst

 

dicht aan de aarde

zomerde koren zich rijp

 

men sneed de halmen

dorste de aren

zamelde zaden

 

men las het graan

nam de oogst van het land

 

stoppels kleuren nu heuvels

trekken lijnen van oker en goud

 

vreemd tot wielen gewenteld

wacht stro nog te velde

 

wacht tot men

bundels ontbindt

vezels breekt en

prest tot papier

 

tot men stro

in de hand neemt

en leest als

drager van woorden

 

In overdrachtelijke zin is dit een bijna perfect gedicht. Bijna, want ‘vreemd’ zit erin terwijl die gewaarwording bij de lezer juist opgeroepen zou moeten worden in plaats van benoemd. Dit woord is dus overbodig.

De slotregel doet het waarschijnlijk vergeten, want daar is de koppeling tussen handwerk en geestelijke arbeid tot stand gebracht, zoals eerder – niet toevallig in het midden van de tekst – de overgang tussen het verleden en het heden plaatsvond. De onvoltooid verleden tijd maakt daar namelijk plaats voor de onvoltooid tegenwoordige tijd.

Er zijn nog meer verbanden, meestal tegenstellingen, aan te geven, tussen bijvoorbeeld ontstaan en voltooiing, proces en product, natuur en menselijke ingreep en, in engere zin, tussen leven en dood en opnieuw leven. Hier is duidelijk goed over nagedacht. Storm van Leeuwen schrijft gelukkig nooit eendimensionaal; overal zijn zinvolle duidingen in de tekst geweven.

 

Techniek

Verreweg de meeste regels zijn kort, bestaan herhaaldelijk uit één woord, wat het vloeiende karakter van deze poëzie vreemd genoeg niet in de weg staat. Bij nadere beschouwing zie je dat de melodie verder stroomt doordat Storm van Leeuwen haar zinnen over een strofe uitsmeert en vaak nog over de volgende. Zij weet wat enjambement is en geeft zich daar naar hartenlust aan over.

Ook heeft ze veel aandacht voor klankovereenkomst, soms voorspelbaar zoals in ‘voordat de lucht / zich donker sluit’, dan weer te sterk zoals in ‘adem gaat // vergaat / laat achter / waar / leegte lengt / blijft duren’ (deze regels zijn ook niet vrij van redundantie), maar af en toe ook verrassend zoals in ‘spreidt zich allengs / over de fjord / the Firth of Forth’. Over het algemeen pakt de techniek goed uit, al was het maar als bindmiddel.

Nog weer een ander beproefd foefje, onmiskenbaar ontleend aan de Impressionisten, is het niet afmaken van zinnen wat enerzijds vaagheid en onbenoembaarheid oproept – overeenkomend met de sleutelwoorden ‘mist’, ‘nevel’, ‘spreidt’, ‘tasten’ – en anderzijds de lezer aanspoort even met consumeren te stoppen en zelf ook een bijdrage te leveren. Een treffende illustratie hiervan is: ‘soms laat het vluchtige / zich vangen / verstillen in een taal // om smeulend / in en onder woorden / schuil // in tekens / toevertrouwd / aan blad’. Weliswaar komt de infinitief verderop alsnog aan bod, ‘te wachten’ in dit geval, maar het gewenste effect is dan al bereikt.

 

Lezerspubliek

Concluderend mag worden gezegd dat deze vierde bundel zowel appelleert aan de smaak en verwachtingen van het grote lezerspubliek, of wat daar tegenwoordig voor moet doorgaan, als aan die van de onvergelijkbaar veel kleinere groep van ervaren poëzielezers die niks van literaire kant-en-klaar maaltijden wil weten maar die in elke strofe avontuur, experiment, kortom iets nieuws eist.

Feitelijk toont Akkers en zeevlam het dichtproces als hinkelen op twee benen die stevig tegen elkaar worden gehouden. In dit opzicht is het de grote verdienste van Storm van Leeuwen dat ze aan beide doelgroepen tegemoet komt en daarin slaagt zonder dat ze valt, zonder dat er breuklijnen in haar werk zijn te bespeuren. Dat ze zelf geen vaste plaats in wenst te nemen, moge verzinnebeeld blijken uit de slotregels van het gedicht Prevelingen: ‘...mompelt / een rivier verhalen // neemt ons / op waterwoorden mee // murmure van verlangen / en altijd passant zijn // van soms van het land zijn / en soms van de zee’.

Daarmee is de cirkel weliswaar niet rond, net niet, maar ligt hij hopelijk nu al wel om de lezer van deze korte beschouwing.