HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - april 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Nico Schrama. foto Piet den Blanken

 

Herman Strategier (1912-1988)

Nico Schrama is lid van het bestuur van de Herman Strategier Stichting. In 2013 was het vijfentwintig jaar geleden dat deze bekende Nederlandse componist, dirigent, organist en docent overleed. Die gelegenheid was de aanleiding om op diverse manieren de aandacht op Strategier te vestigen. Samen met collega Lourens Stuifbergen schreef Schrama een biografie met een gedetailleerde lijst met werken van de componist. Ook werden tot dan toe onbekende orgelwerken uitgegeven. De huidige organist van de kathedraal in Utrecht, waar Strategier vele jaren organist is geweest, heeft een cd met orgelwerken gemaakt en ten slotte werd op Strategiers sterfdag, 26 oktober, een concert georganiseerd in deze kathedraal.

Schrama: ‘Ik vind het jammer dat de generatie waartoe Strategier behoort, vergeten dreigt te worden. Het was een belangrijke generatie met componisten en musici als Albert de Klerk, Jan Mul, Hendrik Andriessen. Zij hebben in hun tijd enorm veel werk verzet en vele vocale en instrumentale werken gecomponeerd. Amateurverenigingen hebben daar dankbaar gebruik van gemaakt, voor de eredienst maar ook voor het concertleven. De doelstelling van de Herman Strategier Stichting is daarom ruim: aandacht vragen voor die groep componisten en hun werken.’

Op dit moment bereidt Schrama een cd voor met werken van Willem Strietman, die ook tot die groep hoorde, en anderen. Strietman was jarenlang verbonden aan de AVRO als medewerker, en componeerde een interessant oeuvre. En hij was een bijzonder goed instrumentator. Dat is straks allemaal op die cd te horen.

 

www.hermanstrategier.nl

  

©Brabant Cultureel – april 2014

Bij het afscheid van Nico Schrama

 

Op 25 april 2014 nam Nico Schrama afscheid als programmeur van de concertserie Kamermuziek in Breda. Dat is een groot verlies voor het Bredase muziekleven dat door Schrama’s enorme inzet tot bloei is gekomen. Zelf beschouwt hij muziek als een levenselixer.

 

door Muriel Boll

 

Tegen de klippen op heeft Nico Schrama twintig jaar lang prachtige programma’s gemaakt voor de muziekzaal van De Nieuwe Veste, Centrum voor de Kunsten in Breda. Het is een kleine zaal waar de bezoekers dicht bij het podium zitten. De akoestiek is er goed en musici komen er graag spelen.

Een paar namen: het Osiris Trio, Kadans Trio, Quatuor Ébène, Altenberg Trio Wien, Houthandel Antwerpen en solisten als Emmy Verhey, Pieter Wispelwey, Severin von Eckardstein, Bart van Oort, en zijn eigen dochter, de harpiste Godelieve Schrama. Schrama wist in de loop der jaren het neusje van de zalm te strikken voor een optreden in Breda.

Soms leidt Schrama zo’n concert in met een kort praatje, soms doen de musici dat zelf. Na afloop reikt hij hen, onder het applaus, mooie bloemen aan en altijd houdt hij de deur naar de artiestenfoyer open voor zijn musici. Vaak, als het applaus aanhoudt, moet die deur nog een keer open, en nog een keer.

Zelf ben ik een geregelde bezoeker van deze concerten. Dan zie ik hoe Schrama als een goede gastheer zijn bezoekers opwacht, discreet op de achtergrond, maar aanwezig voor wie hem nodig heeft. Een gesprek met een hoffelijk man.

 

 

Nico Schrama in de zaal van De Nieuwe Veste. foto Piet den Blanken

 

 

Beyerd

- Het grootste deel van je professionele leven was je directeur van de Stedelijke Muziekschool Breda en later hoofd van de gemeentelijke Dienst voor Cultuur. Maar het prille begin van die kamermuziekconcerten die je nu al twintig jaar in De Nieuwe Veste organiseert, wanneer was dat?

‘Vroeger werden in museum De Beyerd op zondagmiddag koffieconcerten gegeven. Een mooie plek om op te treden, zo tussen de beeldende kunst. Op een gegeven moment veranderde de opzet van De Beyerd en was er geen plaats meer voor die concerten. Ik dacht toen: wat zou het mooi zijn als ik dat geld voor de concerten kon krijgen om te proberen die elders op te zetten. En waarachtig, de interim-directeur van De Beyerd vond dat wel wat en heeft het bij B&W bepleit. Die gingen akkoord en ik kreeg het budget. Prachtig.’

Schrama kon toen, in 1983, aan de slag. Hij organiseerde koffieconcerten in zijn Muziekschool. De Nieuwe Veste was er nog niet.

‘Dat was interessant voor onze leerlingen, en het was interessant voor musici, die zo podiumervaring kregen. Het Nederlands Impressariaat had een keur aan musici die je kon vragen, inhuren, om op te treden. We hadden een kleine aula toegevoegd aan het gebouw aan de Haagdijk en hebben ter gelegenheid van de opening een reeks concerten gemaakt met leraren. Aansluitend kwam dat jaar de eerste serie koffieconcerten. Het aardige van het Nederlands Impressariaat was dat de concerten gesubsidieerd werden. Zo kon je voor betrekkelijk weinig geld interessante musici en ensembles naar Breda halen. Dat bestaat nu niet meer. Het is altijd mijn doel geweest om de leerlingen bij de concerten te betrekken. Zij hadden les en het leek mij leuk en nuttig als ze zelf konden ervaren hoe het muziek maken op een podium gebeurde.’

 

Kerkmuziek

De eigen muzikale geschiedenis van Schrama (1942) begon op de piano van zijn oom en tante. ‘Na de kerkdienst in Voorschoten gingen we altijd koffiedrinken bij mijn oom, een broer van mijn vader. Ik vond het leuk om daar wat te proberen op de piano. Op een gegeven moment zei mijn tante tegen mijn vader: Je moet die jongen een piano geven. Zo geschiedde en zo is het begonnen.’

Na het gymnasium ging Schrama naar het Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek in Utrecht. Een instelling die was opgericht door Caecilianus Huigens, organist en pater franciscaan. Eerder heette die instelling de Rooms-Katholieke Kerkmuziekschool St. Caecilia.

- Waarom ging je niet naar het conservatorium?

‘In die tijd was de opleiding kerkmuziek aan de conservatoria geen specialisatie en nogal protestants gericht. Er woonde in Voorschoten een musicus die de opleiding aan het Instituut voor Katholieke Kerkmuziek had gedaan. Hij wees me op het bestaan daarvan. Het was een internaat voor zo’n vijfentwintig leerlingen. De directeur was een tamelijk strenge man, maar ik heb het er goed gehad. Je had een eigen kamer, je maakte lange dagen, om half vijf was er theepauze, en dan weer door tot een uur of zes, half zeven. Er waren een paar piano’s, drie orgels, en een rooster zodat iedereen aan zijn uren spelen toe kwam. Een pittige opleiding. Ik heb daar les gehad van mensen als Albert de Klerk, Herman Strategier en Bernard Bartelink. Voor mijn onderwijsbevoegdheid ging ik later naar het conservatorium in Den Haag. Ik gaf les op een middelbare school in Wassenaar en ik speelde orgel en dirigeerde een koor in een kerk in Leiden. Zelfs tijdens mijn diensttijd kreeg ik verlof om op zondag de hoogmis in Leiden te gaan dirigeren. Ik heb negen jaar les gegeven op verschillende middelbare scholen, tot 1971.’

Ik vraag hem naar het verschil tussen katholieke en protestantse muziek. ‘De Roomse blijheid,’ zegt hij vrolijk. ‘De muziek in rooms-katholieke kerken is uitgebreider en rijker dan de protestantse muziek op die lange noten. Kijk maar naar het gregoriaans en de vele meerstemmige composities die voor de katholieke eredienst zijn geschreven.’

Grappig, een paar dagen later zal componist Daan Manneke mij iets vergelijkbaars zeggen naar aanleiding van een compositie van hem die, zoals hij zelf zei, door een Maastrichts koor prachtig werd uitgevoerd. ‘Die zuidelijke koren... ze klinken toch anders, iets warmer, met wat meer schwung,’ aldus Manneke.

 

 

Nico Schrama. foto Piet den Blanken

 

 

Godelieve

En toen werd Schrama adjunct-directeur aan de Stedelijke Muziekschool Breda, waar Andries de Braal directeur was. De Braal studeerde piano bij Willem Andriessen en compositie bij Hendrik Andriessen, evenals Herman Strategier.

Strategier zou een belangrijke rol spelen in het leven van Schrama, maar één van diens dochters werd nog belangrijker voor hem. Dat werd zijn echtgenote. Beiden zongen zij in het Nederlands Madrigaalkoor in Leiden, een koor dat vader Strategier dirigeerde. Voor de koorrepetitie liepen ze samen op vanaf het station, en zo is het gekomen.

Het echtpaar heeft een zoon, Servaas, ‘die meer van elektronische muziek en IT is’, zegt zijn vader glimlachend, en een dochter, Godelieve, die een bekende harpiste is geworden.

‘Godelieve geeft les aan de Hochschule für Musik in Detmold. Ze werkt heel internationaal, gaat bijvoorbeeld met leerlingen naar Parijs en ze had zelf een lerares in Lyon. Ze zoekt graag naar nieuwe dingen, nieuwe composities die voortkomen uit opdrachten. Onlangs heeft ze een heel gevarieerd programma gemaakt, La Harpe c’est moi, waarin een aantal nieuwe composities werd gespeeld en een combinatie met elektronica tot stand kwam. Enkele jaren geleden nam ze het initiatief voor het Requiem voor de Kunsten, een compositie van Micha Hamel voor een zeer gevarieerd ensemble en een acteur. Het werk werd in het Holland Festival uitgevoerd in De Duif in Amsterdam en was een soort protest tegen de kunstbezuinigingen. Van haar krijg ik ook tips, dan zegt ze: luister eens naar die of die, misschien is het wat voor je.’

- Componeer je zelf?

‘Nee. Ik heb eens wat gemaakt, een stuk gericht op de katholieke eredienst, maar kreeg toen van mijn schoonvader te horen: knap gedaan, maar weet je, het is geen muziek. Ik heb het niet nog eens gedaan, behalve dan tijdens mijn studie.’

Hij heeft wel graag, en goed, gedirigeerd, het bekende koor Cantate Corde uit Raamsdonk bijvoorbeeld. Daarmee heeft hij onder andere de Johannes Passie uitgevoerd, met jonge solisten uit Antwerpen, onder andere een heel mooie solist voor de Christuspartij. Van zijn schoonvader leerde hij te zoeken naar bijzonder repertoire. En daardoor kwamen er steeds interessante programma’s in Raamsdonk tot stand.

 

Bijhouden

Over koren zegt Schrama: ‘Het is zo jammer dat de organisatie van het koorwezen is ingezakt. Dat komt misschien door de verzuiling van toen. Maar zo zijn onder andere de Koordagen verdwenen. Ik heb het idee dat ze in de koorwereld de boot hebben gemist, in ieder geval de aansluiting met jongeren. Ze hadden veel eerder de koppen bij elkaar moeten steken en tot één grote landelijke koororganisatie moeten komen. Eén grote bibliotheek waar koren hun muziek kunnen huren. Eén beheersstichting, een simpel gebouw en een klein beetje geld om de zaak draaiende te houden. In de afgelopen decennia is er veel veranderd in de koorwereld.’

In de muziekwereld zijn meer zaken voor verbetering vatbaar. ‘Neem het Nederlands Muziek Instituut, de centrale bewaarplaats voor het muzikale erfgoed van Nederland. Dat herbergt veel muziekarchieven – wijlen Willem Noske heeft daar veel voor gedaan, het Mengelberg-archief is er bijvoorbeeld ingebracht – maar het is nu ingezakt door gebrek aan mankracht als gevolg van het stopzetten van de rijkssubsidie. Ook het werk van mijn schoonvader ligt daar, maar omdat hij veel in opdracht van de omroep heeft gecomponeerd, ligt er ook werk van hem in de bibliotheek van de omroep en ook daar is een enorme bezuiniging doorgevoerd. Ik vraag me weleens af wat daarmee gaat gebeuren nu het allemaal niet meer zo goed kan worden bijgehouden. Dus, laat meer bibliotheken en archieven samengaan en geef geld zodat het werk gedaan kan worden. Er is al zoveel wegbezuinigd. Het zal een hele klus om dat later weer op peil te brengen.’

- Je gaat veel naar concerten?

‘Ja, en niet alleen in Nederland. Enkele jaren geleden waren we in Londen en hoorden daar de Petite Messe Solennelle van Rossini. Op zijn geboortedag, 29 februari, een schrikkeljaar dus, in de prachtige kerk St. Martin in the Fields. En toen Godelieve een concert in het Nederlands Instituut in Rome zou geven, zeiden we onmiddellijk: daar gaan we naartoe. Wat is mooier dan Rome bezoeken en daar je dochter te horen spelen? De concerten van het Koningin Elisabeth Concours in België bezoeken we ook graag. Eén van de winnaars die ik me goed herinner, was Severin von Eckardstein. Afgelopen november trad hij bij ons op in de Nieuwe Veste. Zijn manier van muziek verbeelden, zijn toucher, geweldig! Maar ook andere laureaten van deze wereldberoemde wedstrijd heb ik kunnen strikken voor de Bredase concertseries. Ach, er is zoveel moois. Kortgeleden trad het Ragazze Kwartet op, vier jonge, enthousiaste vrouwen die in het verleden aan het Prinses Christina Concours hadden deelgenomen en het jaarlijkse Vriendenconcert muzikaal kwamen opluisteren. Ik heb ze onmiddellijk teruggevraagd. Veel laureaten van dat concours zijn uitstekende musici geworden. Verder krijg ik geregeld uitnodigingen voor concerten, en dan hopen ze natuurlijk dat je een concert van hen afneemt.’

 

 

Nico Schrama. foto Piet den Blanken

 

 

Stil

Nico Schrama heeft veel gedaan voor het Bredase muziekleven. Het waren niet altijd grote dingen, wel belangrijke. De Waalse Kerk, waar concertjes worden gegeven en waar ze alleen een oude piano hadden, bezorgde hij een vleugel die de muziekschool over had. Onder zijn leiding steeg het leerlingenaantal van de muziekschool van zeshonderd naar tweeduizend. Bovendien zorgde hij ervoor dat de school steeds een beetje meer subsidie kreeg.

Nadat hij tien jaar hoofd van de afdeling Cultuur van de gemeente Breda was geweest werd zijn functie bij een grootscheepse reorganisatie overbodig verklaard. ‘Dat was jammer, maar ik heb veel geleerd van de omgang met politici en beeldende kunstenaars.’ En toen kon hij zich met hart en ziel storten op andere activiteiten: zijn werk voor de Herman Strategier Stichting, en de concertseries in de zaal van De Nieuwe Veste.

Twee series per seizoen maakte hij. Dit jaar waren dat Grote Meesters en Oude Meesters. Concerten waar je stil van wordt, zoals Kamermuziek in Breda zelf adverteert, maar het is ook echt waar. Niet voor niets trekken ze veel, vaak vaste, bezoekers.

‘Dat komt door de ensembles die optreden. Vergeet niet, de mensen zijn kritischer geworden, dus moet je ervoor zorgen dat er kwaliteit op het podium staat.’ Dat mag dan zo zijn, maar het is Nico Schrama die er tot nu toe voor heeft gezorgd dat dat ook het geval was. Als ik dat opmerk, praat hij er een beetje overheen. ‘Wat zou ik graag nog eens het Ébène of het Tokyo Strijkkwartet hier hebben gehad.’ Het lijkt alsof hij ze in zijn hoofd al hoort spelen. Een mooie wens om aan zijn opvolger door te geven.

 

Uitvoerend

De Schrama’s brengen grote delen van het jaar door in hun huis in de Franse Périgord.

‘Ik heb daar ook een vleugeltje. Elke dag speel ik een paar uur, muziek is voor mij een levenselixir. Ik luister graag naar kamermuziek, van strijkkwartetten tot vioolduo’s, van componisten als Debussy, Ravel, Bach, Britten, Szymanowsky en Schönberg. Maar ik luister met evenveel plezier naar het War Requiem van Britten. Van de Gurre Lieder van Schönberg kan ik ook zeer genieten, en niet te vergeten het Stabat Mater van Poulenc en van zijn a capella koorwerken. En ik hou van de pianomuziek en de liederen van Schumann en Schubert, en Brahms.’

‘In Antwerpen, waar we tegenwoordig wonen, heb ik ook weer les genomen, om me te verdiepen. Belgen geven op een andere manier les dan Nederlanders, ze lijken dieper op de materie in te gaan, alsof ze achter de noten kijken. Als je Schumann speelt, kun je niet om zijn persoonlijke leven heen. Op wie was hij verliefd toen hij dit stukje schreef, dat soort zaken vraag je je dan af. Je begrijpt de muziek beter.’

En dan komt hij met een heel persoonlijke wens: ‘Ik heb mij voor het grootste gedeelte met de organisatorische kant van het muziekleven beziggehouden. Als ik achteraf diep in mijn hart kijk, had ik eigenlijk graag een groter uitvoerend musicus willen zijn.’