We
zetten de klok terug naar de vijftiger jaren. In een kleine doch hechte
gemeenschap was men zonder tussenkomst van de gemeente erin geslaagd een
heus kapelletje annex ontmoetingsruimte te bouwen. Niet dat de inwoners
de kerk plat liepen of ook maar enige affiniteit met de kerk hadden maar
hun kinderen werden door de kapelaan en de sociale verzorgster van de
wijk, op het rechte pad gehouden. Iedereen in de wijk had er zijn
steentje letterlijk en figuurlijk aan bijgedragen. Het liep tegen de
kerst toen het kleine kapelletje klaar was. De kapelaan was danig in
zijn schik met het nieuwe onderkomen en nodigde de buurtbewoners als
dank uit op het kerstspel. Kapelaan Soons was een kleine vriendelijke
man die hield van zijn ruige parochianen. Om zo veel mogelijk
wijkbewoners te trekken had de kapelaan iedereen persoonlijk uitgenodigd
en ze gratis koffie kerstbrood en een borreltje in het verschiet
gesteld. Het kerstspel zou opgeluisterd worden met levende dieren, en de
op sensatie beluste wijkbewoners gniffelde al bij de gedachte.
De
kleine kapel werd omgetoverd als theater, er werd met stoelen decors en
lampen gesjouwd en men was maar net klaar voor de voorstelling. Met een
bezweet hoofd gluurde de kapelaan door de gordijnen en tot zijn grote
opluchting constateerde hij dat het zaaltje langzaam vol liep. Ze waren
er allemaal, Jan Louwers met zijn negen kinderen, vrome Truus een oude
vrijsters die in de gunst van de kapelaan wilde komen, Klaas de Bont de
aannemer die nog nooit gewerkt had en de ouwe Sjaak die zijn pruimtabak
altijd opat, kortom het hele zootje was er. De voorstelling kon
beginnen.
De
kapelaan kondigde onder luid applaus het kerstspel aan en terwijl een
vervelend haakje verhinderde dat het doek openging, begon hij met zijn
inleiding ``Doodmoe kwamen ze in Bethlehem aan, om een onderkomen te
zoeken voor de nacht`` Zachtjes begon de muziek te spelen en de lichten
op het toneel gingen aan. De kapelaan die buiten regisseur ook nog
souffleur was, stond aan de zijkant de gebeurtenissen af te wachten. Na
enkele minuten kwam Jozef met een rood hoofd achter het doek vandaan en
wenkte de kapelaan. Jozef fluisterde echter nog duidelijk hoorbaar voor
de eerste vier rijen, dat dat kreng het podium niet op wou. Vrome Truus
schrok zich rot en kon zich nog net bedwingen om te zeggen dat je zoiets
over Maria niet kon zeggen. De kapelaan dook achter de coulissen en zag
hoe twee man probeerde Maffe Sjaak de ezel van Jan Vrinten in beweging
te krijgen. In de zaal begon men ongeduldig te worden en de kapelaan
begon het er knap benauwd van te krijgen. Hij wenkte heftig naar Jan
Vrinten, maar Jan had lang gewerkt en vond dit een uitstekende
gelegenheid om een dutje te doen. Een geplaatste elleboogstoot van zijn
geliefde Sjaan deed hem opschrikken. Morrend liep hij achter de kapelaan
aan, schold een keer hard in het oor van maffe Sjaak en beloofde hem een
trieste afgang naar het slachthuis. De zaal lag plat en maffe Sjaak koos
eieren voor zijn geld en sprintte het toneel op. Maria had echter niet
gerekend op zo’n snelle opkomst en belandde met een sierlijke boog met
de teugels nog in haar hand op de aanzienlijke schoot van vrome Truus.
Maria liep geschrokken het podium weer op, maar ach het noodlot sloeg
wederom toe. Een vroegtijdige bevalling in de straten van Betlehem zou
afbreuk doen aan het oorspronkelijke kerstverhaal, want door haar
ongelukkige val was het touwtje van het kussen onder haar jurk
gesprongen. De Kapelaan deed snel het doek dicht. Dit snelle slot van
het eerste bedrijf kon de stemming van de toeschouwers niet verpesten,
integendeel ze hadden de grootste lol en de kapelaan moest ze tot stilte
manen bij de aankondiging van het tweede bedrijf.
Het
tweede en tevens laatste bedrijf vond plaats in een stal. In de hoek
stond een oude koe bij gebrek aan een os. Het beest stond stompzinnig te
herkauwen en schonk totaal geen aandacht aan hetgeen om haar heen
gebeurde. Jozef kwam op en timmerde in een kleine tien seconden een vrij
moderne kribbe in elkaar en smoorde nog net een vloek toen hij op z’n
duim sloeg. Maria kon een schaterlach maar net voorkomen door
erbarmelijk te hoesten en ’n wanhoop nabij zijnde kapelaan zag drie
maanden noeste arbeid in rook opgaan. De bevalling werd om diverse
redenen niet in beeld gebracht. Maria hield een veel te grote Jezus die
overigens gemaakt was door schele Dien ( maar dat was wel te zien) teder
vast. Behoedzaam werd de baby in de kribbe gelegd en werd de komst van
de drie koningen afgewacht. De ster van Bethlehem was ondertussen door
oververhitting uitgegaan. De stoppen sprongen en er ontstond paniek bij
de regie. Het publiek kwam niet meer bij toen opeens het licht aansprong
en Nel (de oude koe) het linkerbeen van Jezus in haar bek had. Ondanks
het snelle ingrijpen van Jozef kon deze een amputatie niet meer
voorkomen. Het tweede bedrijf verliep verder vlekkeloos totdat Melchior
de zwarte koning zijn tekst kwijt was. Ondanks verwoedde pogingen van de
kapelaan wist Melchior door plankenkoorts overmand, niets meer van zijn
tekst en deed het in zijn broek Maffe Sjaak begon vervaarlijk te snuiven
daarbij zijn kop in de lucht stekend. Langzaam kwam hij op Melchior af,
die er van schrik nog een beetje bij deed en het op een lopen begon te
zetten. De schapen schrokken daar zo van dat ze van het podium afrende
het publiek in. Nel maakte van de gelegenheid gebruik een sanitaire stop
te maken. Kapelaan sloeg z`n handen voor zijn gezicht en was de wanhoop
nabij. Langzaam verstomde het gelach, de tranen werden gedroogd en
iemand begon stille nacht heilige nacht te zingen. Weldra zong iedereen
mee. Op het gezicht van de kapelaan kwam `n warme glimlach en onder de
indruk zei hij schor,
``Gelukkig
Kerstfeest``