Een
witte spree
ligt
overal
gespreid
op 's werelds akker;
geen
mensche en is,
men
zeggen zou,
geen
levend herte wakker.
Het
vogelvolk,
verlegen
en
verlaten,
in de takken
des
perebooms
te
piepen hangt,
daar
niets en is te pakken !
't
Is even stille
en
stom, alhier
aldaar;
en, ondertusschen,
en
hoore ik maar
het
kreunen meer,
en
't kriepen, van de musschen