MISDIENAAR
Het
was al jaren een van mijn grootste wensen geweest om misdienaar te
mogen worden. Het leek me prachtig daar vooraan op het altaar bezig
te zijn, zo dicht bij onze Lieve Heer, terwijl honderden mensen naar
je keken om zo deel uit te maken van de "show". Ik ben
geloof ik altijd een slechte toeschouwer geweest.
Ik
geloof dat ik wel een braaf misdienaartje was. Hoewel het ook wel
eens uit de hand liep. Ik herinner me nog het voorval tijdens de
knikkertijd. Het was op een dag in de week gedurende de vroegmis van
zeven uur. Zoals gewoonlijk zaten we met twee misdienaars ieder aan
een kant op de treden van het altaar geknield. De priester deed de
mis met de rug naar het volk. Als we tijdens de mis niets te doen
hadden rolden wij onze knikkers over de treden naar elkaar toe.
Na
de dienst is het de gewoonte dat je bij terugkomst in de sacristie
even knielt en dan zegent de priester je als dank voor de bewezen
diensten. Die keer kregen we allebei een stevige draai om onze oren.
'n
Ander voordeel van het misdienaar zijn was dat je dikwijls door de
week tijdens schooluren in de kerk moest zijn voor een of andere
begrafenis of huwelijksplechtigheid. Dat stond mij natuurlijk wel
aan.
Ook
thuis, op zolder, heb ik samen met mijn broertjes talloze missen
opgedragen, mensen begraven, huwelijken gesloten, kinderen gedoopt
en ontelbare preken gegeven. Dit tot vermaak van de hele familie.
Het was allemaal toneelspel.
Omdat
tijdens de oorlog alle jeugdverenigingen waren verboden was het
"misdienen" erg in trek. We hadden niet alleen een taak in
de
kerk maar we voetbalden samen en er werd van alles voor ons
georganiseerd.
Op
een zondagmiddag hadden we een filmmiddag in een klooster dat vrij
dicht aan de een grote weg lag. Het was tegen het einde van de
oorlog. De Engelse vliegers werden steeds brutaler. Zo ook deze
middag.
We
zaten rustig naar de film te kijken toen we het gejank van jagers en
mitrailleurvuur hoorden. We renden met z'n allen naar buiten. De
vliegtuigen deden een aanval op een Duits konvooi op de weg. We
zagen brandende wrakken en vliegtuigen in duikvlucht. De kogels
vlogen boven onze hoofden door de bomen. We renden met z'n allen in
paniek de varkensstal in en zochten daar dekking. De kapelaan gaf
ons allemaal de "absolutie". Onze zonden waren ons
vergeven.
Toen
de aanval afgelopen was kwamen we de varkenskooi weer uit, allemaal
onder de varkensstront maar met een zieltje zo blank als sneeuw.
Tegen
het einde van de oorlog, oktober 1944, kwam een van de kapelaans mij
vragen of ik de volgende dag, een zondag, met hem de mis wilde gaan
dienen in Luisel. Dit was een kilometer of zes bij ons vandaan. De
boeren durfden niet meer naar de kerk in het dorp vanwege
granaatvuur dat zo nu en dan op ons werd afgevuurd.
Om
acht uur de volgende morgen liep ik met de kapelaan over de
spoordijk richting kapel. Er liep geen enkele trein meer. In de
verte was geschutsvuur te horen. Bij de boerderij, vlak bij de
kapel, kleedden we ons om. Inmiddels had ik gezien dat de tafel al
stond gedekt en nodigde de boerin ons uit om na de mis het ontbijt
met hun te gebruiken.
Tijdens
de mis kon ik nergens aan denken dan aan dat heerlijke ontbijt dat
me te wachten stond. Witte brood, ham en kaas, misschien uitgebakken
spek? Het water liep me uit de mond.
Inmiddels
waren mijn broertje en mijn vader ook per fiets in Luisel aangekomen
om de mis bij te wonen.
Na
de dienst toen we ons hadden omgekleed zei de kapelaan tegen mij dat
er nog gewijde hosties over waren die onmiddellijk naar de kerk
teruggebracht moesten worden. Vader en broertje Kees namen onze
plaatsen aan de tafel in en ik keerde met de kapelaan in mijn
kielzog naar het dorp terug.
"Nou,
Pietje, hartelijk bedankt", zei de kapelaan, toen onze wegen
zich scheidden.
Ik
heb het hem nooit kunnen vergeven.
|