DE
MOORD TE RAAMSDONK.
Komt
vrienden luistert naar mijn lied
Van wat te
Raamsdonk is geschied.
Daar
woonde eens een man en vrouw
Die waren
elkander niet getrouw.
Die man
dat was een groote sok,
Die voor
het minst geritsel schrok.
De vrouw
dat was een groote tang,
Maar voor
het huwelijk niet bang.
De
menschen die hadden een beetje geld
Waarop de
moordnaars waren gesteld.
En in 't
hartje van de nacht
Toen lagen
de moordnaars op de wacht.
En toen ze
waren naar bed gegaan
Toen
klommen ze door 't secreetraam.
De vrouw
die werd van 't bed gesleurd
En in de
lengte doorgescheurd.
De man,
die riep: Och God, och God,
Ze maken
ons allemaal kapot.
De
moordenaars besmeerden hem
Heelemaal
met petroleum;
Zij staken
hem toen in de brand
En maakten
hem al zoo van kant.
De knecht
die werd het hart doorboord
En in zijn
eigen bloed gesmoord.
De schout
van 't dorp, ook niet mis
Die pakte
ze bij hun verdommenis.
De zaak
die kwam toen voor 't gerecht
De
moordenaars werden ter dood gezegd.
De rechter
sprak op ieders verlangen,
Zullen wij
de moordenaars op gaan hangen.
De man die
vond het lang niet mals
Toen hij
de strop kreeg aan den hals.
De ander
die kwam op 't schavot
En zei:
Beul, och maak het toch kort.
De beul
die trok het trapke weg,
Toen zei
de moordenaar: Och, kech.
En toen
viel het schavot ook um
Toen viel
hij in de petroleum,
En nu
vrienden tot besluit
Is dit
beroerde mopske uit.
Van vieval
valdera van vievaderom, Van via bom.
DE
MOORD TE RAAMSDONK.
Oudste
lezing.
Kom
vrienden, luistert naar dit lied
Al wat te
Raamsdonk is geschied.\
Er leefden
daar een man en vrouw
In eer en
deugd en goede trouw.
Refrein:
Hori a
la la la (3 maal).
Die
menschen hadden een beetje geld
Daar waren
de moordnaars al op gesteld
De dieven
kwamen zeer belaan
En klopten
's avonds bij hun aan.
De oude
man, een aardige klant,
Die sprong
al uit zijn ledikant,
Hij sprong
zijn bed recht uit de flank,
En schopte
de waterpot al van de plank.
De
keukenmeid met haar roode kleur
Die sloop
al stiekum door de keukendeur.
De oude
does die waken moest,
Die was
van angst de plaat gepoetst.
Hij schoof
het raam al op een kier
En sprak
wat is dat voor een woest getier
De dieven
in hun vak bekwaam
Die
klommen door het open raam.
De oude
man werd sebiet vermoord.
De vrouw
werd in haar bed gesmoord
De jongste
zoon, wat een schandaal
Zwemt in
zijn bloed gelijk een aal.
Daarna
legden zij wat op de mat
De dieven
kozen toen het hazenpad.
De oudste
zoon die heette Frank,
Dorst niet
te naadren al van de stank.
De politie
kwam al met een deel
Op 't
verschrikklijk moordtooneel,
De
commissaris, nog al glad,
Zag wat
glinstren op de mat.
In 't
onderzoeken was hij een baas
De dieven
vluchtten toen op de plaats.
Zij kropen
daar in het kippenhok
De kippen
die kakten op hun kop.
De rechter
zeide: Nu zal je allegaar
Dwangarbeid
doen, voor een tachtig jaar.
De
advocaat sprak: Dat is te veel,
En greep
den rechter bij zijn keel.
En wat er
verder is geschied .
Dat weet
ik wel, maar ik zeg het niet.
Refrein:
lori a la la la drie maal.
DE
MOORD TE RAAMSDONK.
Geachte
burgers, hoort en ziet
Al wat te
Raamsdonk is geschied.
Daar
leefden eens een man en vrouw,
Die waren
elkander zeer getrouw.
De man die
had een beetje geld,
Daar waren
de moordenaars op gesteld.
De
moordenaars kwamen van heinde en ver
Met
moordwerktuigen en een breekijzer.
De één
was moordenaar en dief,
De ander
schrijver op het stadsarchief.
De
moordenaars verdronken hem
Al in een
vat petroleëm.
De
dienstmaagd die werd ook vermoord
En onder
kussens wreed gesmoord.