Liedjes
van vroeger
Twee
aardige mensen
inzending
van Frans van der Velde
Twee
aardige mensen.
Er waren
twee aardige mensen
Die dachten
van niemand geen kwaad.
Ze dachten
alleen aan zichzelven
Zoals dat
gewoonlijk meer gaat.
Het waren
twee aardige mensen
Nog zonder
verstand en gezond.
Die hielden
zoveel van elkander
Alsof er
geen schande bestond.
De ene
studeerde voor dokter
Zijn vader
had duiten daarvoor.
De ander
verdiende haar broodje
Als
schrijfstertje op een kantoor.
De een die
zat rijk in de centen
Droeg
kousen en vesten van zij.
en de
ander, had bijna geen hemd aan
En toch was
ze dapper en blij.
Hij wachtte
haar op tegen achten
Dan had ze
gedaan op kantoor.
Ze sprongen
elkaar in de armen
En gingend
er zingend vandoor.
Dan kreeg
ze een ruikertje rozen
Een doosje
met zeep of wat reuk.
En eens gaf
hij haar als verassing
Een
grappige hoed met een deuk.
Toen werd
het hoe langer hoe mooier
Voor werken
hadden ze geen tijd.
Haar
penhouder had zij vergeten
En hij was
zijn leerboeken kwijt.
Toen
huurden zij ergens een kamer
Omdat er
geen uitkomst meer was.
Daar kregen
zij samen een kindje
En dat kwam
volstrekt niet van pas.
Zijn vader
sprak: "aap van een jongen,
Ga gauw bij
dat schepsel vandaan."
En geef
haar een bankje van honderd
Dan is daar
de zaak mee gedaan"
Toen bleef
ze alleen met haar kindje.
Geen mens,
die haar hielp in de nood.
Zij beefde
van angst en van schande
En maakte
haar kindje toen dood.
Er waren
twee aardige mensen
Nog zonder
verstand en gezond.
Die hielden
zoveel van elkander
Alsof er
geen wetboek bestond.
De een is
gevestigd als dokter
En werkt
voor een deftig bestaan.
De ander
die zucht in het spinhuis
En daar
denkt nu niemand meer aan.
|