INHOUD FEEST
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL

Liedjes en rijmen van vroeger

Het geestelijk kaartspel

 

Het geestelijk kaartspel

 

Uit: D. Wouters, Hofken van geestelijke liederen

Utrecht, z.d. (ca. 1943)

 

Een Duits soldaat heel sterk en kloek

Kwam in de kerk, zonder verduiken,

In plaats van ene kerkeboek

Een gans spel kaarten te gebruiken.

Hetgeen kwam te mishagen

Aan de overheden, want

Men zag hem overdragen

Gauw van zijnen sergeant

Aan zijnen majoor.

Die soldaat werd geroepen.

Men sprak hem aan.

Over dit vreemd en stout bestaan.

 

Die soldaat sprak: mij wel verstaan,

Mijnheer majoor, let op mijn woorden,

Gij weet dat een arm soldaat,

Die maar per dag trekt negen oorden

En net en pront wil lopen,

Met 't geld van zijne pré

Geen kerkeboek kan kopen.

Ik draag mijn kaarten mee

Als ik ter kerke ga.

De majoor sprak met enen,

Zeg mij met spoed

Wat ge in de kerk met kaarten doet.

 

Illustratie uit genoemd boek

 

Die soldaat ziende hem in nood,

Lei de kaarten op tafel open.

En heeft de kaarten, klein en groot,

Met veel aandacht eens overlopen.

Als hij wat had gekeken,

Sprak hij, mijnheer majoor

De kaarte met één teken

Die stelt mij vaste voor

Dat er is ene God,

Eén doopsel, éne kerke,

Eén Rooms geloof,

Dat mij maakt voor de dwaling doof.

 

De kaarte twee mij voren leidt

Dat God de Zoon heeft twee naturen,

't Is de heilige drijvuldigheid,

Die 'k in de kaarte drij bespeure.

De vier al zonder twisten,

Die toont mij klaar naar wens,

De vier evangelisten,

En 't uiterste des mens:

De dood, oordeel en hel,

Ook de hemelse glorie,

Waardoor ik peis

Op de langdurige, eeuwge reis.

 

De kaarte vijf, die toont mij meer:

Het zijn de vijf bloedige wonden,

Die Jezus, onze Goede Heer,

Eens heeft ontvangen voor ons zonden.

De zesse naar behagen

Mij klaar te kennen geeft,

Hoe dat God op zes dagen

't Heelal geschapen heeft.

 

Zo ik de waarheid zeggen mag,

Als ik beschouw de kaarte zeven,

Denk ik op de zevende dag

De Zondag ons van God gegeven.

En als ik de achtste aanschouw,

Dan valt mij in mijn zinnen

De ark of het gebouw,

Waarin dat Noach was.

 

De negen brengt mij in het brein,

Dat er zijn negen vreemde zonden,

Van tien melaatsen dat er zijn

Ook negen zonder dank bevonden.

De tien stelt mij voor ogen

De tien geboden straf,

Dan denk ik nog daarbij

Op de tien schrikbre plagen,

Die God eens zond

Als Farao in de zee verslond;

 

En de vier zotten in het spel

Stellen mij voor de lasteraren,

Die schier als duivelen uit de hel,

Rond onzen Zaligmaker waren,

Wanneer hij werd gevangen.

De vier vrouwen bekend,

Tonen mij naar verlangen,

Hoe ieder element,

Water, lucht, vuur en wind,

Mij houden in 't leven,

't Geen ik beken

En mijnen Schepper dankbaar ben.

 

De vier heren en azen schoon

Tonen mij 't heilig kruis verheven,

Waaraan Christus, Gods enig zoon,

Zijn leven kwam ten beste geven.

Het huis dat heeft vier hoeken,

Waarvoor schrikt het hels gespuis.

De klavers door te zoeken,

Daar vind ik weer het kruis.

Als ik de pijlkens zie,

Dan peins ik op de lansie,

Waarmee gewis

Jezus' zijde doorstoken is.

 

In het bezien der hertenkaart,

Beschouw ik Jezus' vlammend herte,

Die zijne kerk bemint, bewaart,

En haar vertroost in druk en smerte.

De koekens waard bepereld,

Beschouw ik in 't gemoed,

Hoe Jezus voor de wereld

Vergoten heeft zijn bloed,

Tot onzer zielen baat,

En te wassen van zonden,

Om ons gelijk

Te brengen in zijns Vaders rijk.

 

De kaarten van geheel het spel,

Tot twee en vijftig wel bekeken,

Er zijn in 't jaar, bevat mij wel,

Juist ook twee en vijftig weken,

'k Kan twaalf kaarten tellen,

Beschilderd grof en fijn,

Dit kan mij voren stellen

Hoe er in 't geheel jaar zijn

Juist twaalf maanden te zaam.

Zo kan de kaart mij dienen

Voor almanak,

Voor Bijbel en kerkboek in de zak.

 

De majoor zeide heel voldaan:

Zo een kaartspel moet men bekronen.

Hij liet den soldaat henen gaan,

En kwam hem altijd liefde tonen,

Dus al wie 't kaartspel eren,

Volgt dezen soldaat na,

Wilt ware deugden leren,

Laat uw boos leven na.

Dit geestelijke kaartspel

Leert ons mediteren,

Bij wijl en tijd

Hetgeen ons dient ter zaligheid.

 

Commentaar van D. Wouters

In de N.R.C, vond ik indertijd nog het volgende:

,,Sinds aan het begin van de 15de eeuw het kaartspel in Europa algemeen ingang vond, is er over de toelaatbaarheid van dit bij hoog en laag geliefde tijdverdrijf heel wat geschreven. Theologen en moralisten hebben het fel veroordeeld, vaak met de Bijbel in de hand. Anderen hebben het voor de speelkaart opgenomen, voor zover het spel niet beheerst werd door overmatig winstbejag en dobbelzucht. Beroemd is in dit opzicht geworden het in 1619 in Engeland verschenen werk van den geleerden Thomas Gataker, On the nature and use of lots geheten, waarin aangetoond wordt, dat zij, die op de Bijbel menen te steunen, wanneer zij het kaartspel veroordelen, geen nauwkeurige interpretatie van de teksten geven.

Van andere, meer humoristische aard, is The perpetual alma-nack of gentleman-Soldier's prayer book; het behandelt de geschiedenis van den dapperen soldaat, Richard Middleton, die met de stukken in de hand wist aan te tonen, dat een spel kaarten niet alleen kan dienen als eeuwige almanak, maar dat het bovendien een morele vermaning inhoudt en tot devotie leidt.

De soldaat Richard Middleton werd voor den burgemeester van de stad, waar hij in garnizoen lag, gebracht, omdat hij in de kerk tijdens de dienst een spel kaarten voor zich had uitgespreid, toen de predikant uit de Bijbel had voorgelezen. Ondanks de aanwijzing van den commanderenden sergeant, om de kaarten weg te doen, was Richard rustig voortgegaan met de bestudering van zijn spel. Na de dienst had de sergeant hem aan de politie overgeleverd.

„Wel, agent," vroeg de burgemeester, „wat is er aan de hand?"

„Burgemeester, deze man heeft in de kerk kaart gespeeld." De burgemeester keek den soldaat aan en zei: „Wat heb je hierop te zeggen? Als je antwoord onbevredigend is, zal ik je zwaar straffen."

„Burgemeester," antwoordde de soldaat, „ik ben vijf weken op mars geweest en heb slechts een geringe soldij. Ik bezit geen Bijbel, geen almanak of gebedenboek; alleen een spel kaarten. Ik hoop uw edelachtbare te overtuigen, dat mijn geweten onbevlekt is."

Hierop spreidde de soldaat zijn spel kaarten uit en begon met het aas.

„Als ik het aas zie," zeide hij, „bedenk ik, dat er slechts één God is."

Hij nam de twee. „Als ik de twee zie," vervolgde hij, „denk ik aan den Vader en den Zoon." De drie herinnert mij aan de Drieëenheid. De vier brengt de vier evangelisten in de gedachte. De vijf doet denken aan de vijf wijze en de vijf dwaze maagden. De zes: in zes dagen schiep God hemel en aarde. De zeven: Op de zevende dag rustte God van zijn schepping uit. De acht doet denken aan de acht rechtschapen mensen, die bij de zondvloed gered werden, Noach en de zijnen. De negen: de negen melaatsen, die door onzen Heiland genezen werden; er waren er tien, maar negen keerden nimmer terug. De tien doet denken aan de Tien geboden, welke God aan Mozes gaf op de berg Sinai". Daarop legde de soldaat den boer terzijde.

„Als ik de vrouw zie, denk ik aan de koningin van Seba, die kwam om de wijsheid van Salomo te horen. En de heer doet mij denken aan den Heer van hemel en aarde, den almachtigen God en aan zijne majesteit, koning George, voor wien ik bid."

„Wel," antwoordde de burgemeester, „je geeft een goede verklaring voor alle kaarten, behalve die ééne, den boer, dien je opzijde hebt gelegd."

,,Ik kan uw edelachtbare een zeer goede verklaring geven, mits u niet boos wordt," ,,Ik word niet boos."

„De grootste boer, dien ik ken" ging de soldaat voort, „is de agent, die mij hier heeft gebracht." -- De Engelsche beeldspraak is nog beter, want het Engelsche woord voor den boer in het kaartspel is knave en dit beteekent tevens schurk —.

„Ik weet niet," antwoordde de burgemeester, „of hij de grootste schurk is, maar zeker is hij de grootste dwaas." „Als ik tel, hoeveel tekens er op een spel kaarten staan," ging Middleton onvermoeid voort, „vind ik er 365; dat is net zoveel als de dagen in het jaar. Er zijn 52 kaarten in een spel; dat is net zoveel als het aantal weken. U ziet, edelachtbare, een spel kaarten is even bruikbaar als de Bijbel, een almanak, of een gebedenboek."

Hierop liet de burgemeester brood met kaas en een pot bier komen. Hij gaf den soldaat een goudstuk en liet hem gaan met de opmerking, dat hij de meest gevatte man was, dien hij ooit ontmoet had."