Liedjes
van vroeger
De
maagdenmoord van de Assumburg
Hans
van Straten (ingezonden door Ko de Laat) - citaat uit Hans van Stratens
biografie van W.F. Hermans
DE
MAAGDENMOORD VAN DE ASSUMBURG
Door
Hans van Straten
Hoort
mensen, luistert naar mijn lied,
naar
‘tgeen te Heemskerk is geschied.
Op
de Assumburg, ’t is ongehoord,
zijn
veertig maagden uitgemoord.
Bij
Heemskerk stond een oud kasteel,
daar
woonden schone maagden veel.
Die
speelden heel de dag in ’t veld,
daar
waren rovers op gesteld.
De
rovers werden in de nacht
per
jeep naar het kasteel gebracht.
De
eerste rover heette Praas,
die
stond bekend om zijn gedaas.
De
tweede rover heette Jan,
daar
gruwden alle meisjes van.
De
derde, Willem Frederik,
stond
nog in ’t krijt voor jaren lik.
De
vierde rover, Van der Molen,
had
menige maagd haar eer ontstolen.
De
rovers zwommen in pullover
zonder
gedruis de slotgracht over.
Zij
grinnikten al in hun baard
en
spoedden zich ter slaapzaal waart.
De
eerste maagd, een schone engel,
werd
opgehangen aan een hengel.
De
tweede maagd, een broze bruid,
gleed
in haar hemd de schoorsteen uit.
De
derde maagd, nog onbedorven,
werd
met een mes de keel gekorven.
De
vierde maagd, nog vrijwel kuis,
werd
gaar gestoofd in het fornuis.
De
vijfde maagd, nog onbevangen,
werd
aan haar tenen opgehangen.
De
zesde maagd, een schilderij,
werd
fijngehakt gelijk een prei.
De
zevende, een beeldschoon beeld,
werd
met een bijl gevierendeeld.
Het
achtste meisje, wreed gestoord,
werd
met haar jarretel gesmoord.
Zo
ging de bende daar tekeer,
de
maagden slonken meer en meer.
De
laatste maagd, nog ongeschonden,
werd
op haar kussen vastgebonden.
Opzij,
verzocht toen rover Jan,
je
moet eens kijken wat ik kan.
Daar
viel reeds door het venstergat
de
schaduw van zijn vijand Ad.
Verraad!
riep luidkeels hoofdman Praas,
ik
hoor wat op de binnenplaats.
En
mèt verscheen de herbergmoeder,
met
pook en bezemsteel, dat loeder.
Ze
rolde brullend met haar ogen
en
begon de rovers af te drogen.
Wim
Hermans werd ruw beetgepakt
en
op een kamerpot gekwakt.
Als
in een oud chanson de geste
riep
hij: Val jij maar dood, Den Besten!
Vermeulen
had het zwaar benauwd
en
kreet Genade, ik ben getrouwd!
Jan
Praas schoot met een reuzenvaart
dwars
door de hekjes van de haard.
Hij
zwaaide met zijn achterlader
en
riep maar telkens Sterf, verrader!
Maar
alle rovers moesten mee
naar
Alkmaar met de marechaussee.
En
toen ze aan de galleg hingen,
ging
men Lang zal die leven zingen.
Maar
Van der Molen was abuis
en
zong We gaan nog niet naar huis.
Dat
was het einde van de bende
die
meelij noch genade kende.
Dus
burgers, gij begrijpt mij wel,
geeft
iets voor Neerlands Volksherstel.
Uit
de biografie van W.F. Hermans door Hans van Straten
In een circulaire werd een
voetbalwedstrijd aangekondigd tussen Utrechtse en Zuid-Hollandse poëten
[sic], alsook een 'bonte avond' die, zo mogelijk, bij een kampvuur zou
worden gehouden. 'Alle bijdragen zijn welkom. Dichters die op de eerste
(dit is niet de "bonte") avond uit eigen werk willen lezen,
kunnen dit Zaterdagmiddag nog opgeven.'
Doordat het regende, is er van een
kampvuur niets gekomen. In de slotzaal werd eindeloos gedebatteerd en
voorgedragen, maar de pret begon pas daarna, toen de heren en de dames,
keurig gescheiden, zich in hun slaapzalen hadden teruggetrokken. Ook daar
werden verzen voorgedragen, maar nu van veel gewaagder genre. (…)
Het draaide er op uit dat vier
dichters, Hermans, Willem van Molen, Jan Praas en Jan Vermeulen, omtrent
het middernachtelijk i de damesslaapzaal binnendrongen. Jan Praas zocht
zijn eigen vriendin op, Jan Vermeulen, die geen introducée had
meegebracht, vond gastvrijheid bij een hem onbekend meisje. Willem van der
Molen stommelde wat rond, hij wist zo gauw geen keus te maken. Hermans
daarentegen was op het eerste het beste bed neergestreken en deed de daar
vertoevende dame enkele voorstellen die haar verbijsterden.
Hermans vertelde later (…): ‘…dat
meisje was getrouwd met een zeer gereformeerde dief die daar ook was, en
die is dus naar de politie gelopen. (…) Wij werden in het kamertje van
de herbergvader gehaald en toen werden wij verhoord door die marechaussee.
(…) Daarmee was het afgelopen.
|