INHOUD FEEST
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL

Print pagina

De feesten en partijen van vroeger
Stuur uw bijdrage aan: liedjesrubriek@brabantsdagblad.nl

 

De mestkaai

inzending door mevrouw Hexspoor & twee anonieme teksten

 


Inzending mevrouw Hexspoor

 

Mevrouw Hexspoor kent de tekst vanaf het begin van de jaren 1930

 

Het lied van de hopen!

 

Een mesthoop zoals U allen wel zult weten

Ligt ginder bij het Hollands diep

Daar wordt zo menige strond gescheten

In ’t geheim als het niemand ziet

Strondjes van mensen beesten en honden

Worden er bij die mesthoop gevonden

Maar geen een is er egaal

Van allemaal van allemaal

 

Ik vroeg aan een van die gezellen

Die ik bij de mesthoop vond

Of hij me niet eens kon vertellen

Het onderscheid van heel die strond

Hij zei dat kun je makkelijk weten

Wat voor een soort strond die heeft gescheten

Want dat is er een van een soldaat

Omdat hij zo fier te kijken staat

 

Er lag er daar weer eentje neven

Al was hij met de hand geleid

Mijn gids die wist weer te vertellen

Die is van een jonge meid

Alvorens dat zij een strond gaat planten

Ziet ze goed uit naar alle kanten

En door het draaien van haar kont

Kwam die strond zo mooi in ’t rond

 

Daar lag er daar weer eentje neven

O wat stonk dat strondje goor

M'n gids die wist weer te vertellen

Die is van een oude pastoor

Die met zijn vrienden veel heeft genoten

Een stevig glas wijn door zijn keel heeft gegoten

En door het gebruik van heel die drank

Krijgt die strond zo’n gemene stank

 

En daar lag er weer eentje neven

Als een Maastrichtse vla zo plat

M’n gids wist weer te vertellen

Die is uit een armeluis gat

Bij die lui je zult het weten

Wordt veel uiten en olie gegeten gegeten

En dan is hun buikje ziek

Van de koliek van de koliek

 

Ook daar lag er eentje neven

Die zag er uit zo grof en grauw

Mijn vriend die wist weer te vertellen

Die is van een oude vrouw

Die geen tanden meer heeft behouden

Alles maar doorslikt zonder te kouwen

Want je zag gemakkelijk aan die stront

Wat er ’s middags op tafel stond

 

Maar goede vrienden voor het laatste

Als U behoefte hebt aan kak

Wil u dan nimmer overhaasten

En zet U steeds op het gemak

Dan wordt U later nooit verweten

Wat voor een soort strond je hebt gescheten

Het zij ongemalen - plat of rond

Dun dik - geslingerd - grauw of bont.

 

Twee anonieme weergaven

 

Overgenomen van een typoscript met alle fouten; ongedateerd. De laatste twee regels worden steeds herhaald.

 

De mestkaai zo wij allen weten

Ligt ginder aan St Peters vliet

Daar wordt zo menig stront gescheten

In het geheim als niemand het ziet

Stronten van mensen beesten en honden

Worden op deze kaai gevonden

Maar geen enkele is egaal

Van allemaal van allemaal

 

Ik vroeg aan een van de gezelle

Die ik daar op de mestkaai vond

Of hij me niet eens kon vertellen

Het onderscheid van al die stront

Hij zei dat kun je makkelijk weten

Wie die stront hier heeft gescheten

Dit is er eentje van een soldaat

Omdat hij zo fier te kijken staat

 

Den deze zit vol kersepitten

Omdat het is de zomertijd

En waar al die gaten en benen in zitten

Heeft vast een schooier daar neergeleid

En dan dat kleintje daar in dat hoekske

In de coeleur van een peperkoekske

Dat is er eentje van een begijn

Ja dat ken ik fijn, ja ken ik fijn

 

Daar lag er eentje ter rechter zijde

Ze roken als een boeren schouw

Mijn gids bekeek hem en hij zeide

Dat is er eentje van een scheersliepers vrouw

Want zo een zal zich niet generen

Mocht er ook honderd man passeren

Zij scheit als zij heeft grote kak

Heel lekker op haar doie gemak

 

Daar lag er eentje te linker zijde

Als een Maastrichtse vla zo plat

M’n gids bekeek hem en hij zeide

Die komt bepaald uit een armelui’s gat

Want bij die lui ge zult het wel weten

Wordt er veel vlees en juin gegeten

En daardoor wordt hun lichaam ziek

Van het koliek van het koliek

 

Daar lag er eentje tussen de bomen

O wat stonk er dat strontje goor

Ik ben er met moeite achter gekomen

Dat hij was van een oude pastoor

Die met zijn vrienden goed had genoten

Een hartelijk glas wijn door zijn keel had gegoten

En door het gebruiken van die drank

Had die stront zo’n gemene stank

 

Ik zag er ook nog eentje liggen

Die zag er uit zo grof en grauw

M’n gids bekeek hem en hij zeide

Dat is er een van een heel oude vrouw

Die haast geen tanden meer heeft behouden

En alles maar doorslikt zonder te kouwen

Men zag er gemakkelijk aan die stront

Wat er des ’s middags op tafel stond

 

Ik zag er ook nog eentje liggen

Of hij was met de hand geleid

M’n gids bekeek hem en hij zeide

Dat is er een van ’n heel jonge meid

Want wanneer dat zij een stront gaat planten

Ziet zij goed rond naar alle kanten

En door het draaien van die kont

Ligt er die stront zo mooi in het rond

 

Ik zag er ook nog eentje liggen

Niet al te groot maar uiterst fijn

Het was wel onnodig het te zeggen

Die moedt wel van een kwezel zijn

Het was gemakkelijk om te weten

Dat zij dat strontje had gescheten

Daar men het gat papier nog vond

Waar een schoon schiet gebed op stond

 

Hoort goede vrienden voor het laatste

Als ge behoefte hebt aan kak

Wilt u dan nimmer overhaaste

Maar zet U liever op U gemak

Dan wordt U later nooit verweten

Wat voor stront ge hebt gescheten

’T zij ongemalen plat of rond

Dun geslingerd grauw of bont.

 

Overgenomen uit een typoscript met alle fouten; ongedateerd; geen titel. De laatste twee regels worden steeds herhaald.

 

De mesthoop zul je toch wel weten

Daar achter bij st. petrusvliet

Daar wordt menig stront gescheten

In ’t geheim dat niemand ziet

Stront van katten mensen honden

Worden op die plaats gevonden

Geen van allen zijn ze egaal

Ze zijn verschillend allemaal

 

Ik vroeg aan een van mijn gezellen

Die op dat plaatsje bij mij stond

Of hij mij soms ook kon vertellen

Het verschil van al die stront

Hij zei dat zul je toch wel weten

Wie den deze heeft gescheten

Omdat ie zo fier te prijken staat

Is het er een van een soldaat

 

Ik zag er een ter rechter zijde

Te roken als een boerenschouw

Mijn gids bekeek hem en hij zeide

Dat is er eentje van een scharesliepersvrouw

Want die zal zich niet generen

Al zal er honderd man passeren

Ze schijt als ze heeft een grote kak

Heel lekker op haar dooie gemak

 

Den dezen zit vol kersepitten

Het is juist in de kersentijd

Daar waar die bulten en gaten in zitten

Heeft een schooier neergeleid

En den dezen in het huukske

In de kleur van een peperkuukske

Omdat ie zo geurig is en fijn

Moet ie wel van een nonneke zijn

 

Ik zag er ook nog eentje liggen

Al was hij met de hand geleid

Mijn gids bekeek hem en hij zeide

Die is van een boerenmeid

Want voordat zij een stront gaat planten

Kijkt zij goed naar alle kanten

En door het draaien met die kont

Kwam dat ding zo mooi in ’t rond

 

Als laatste zag ik er eentje liggen

Niet al te groot maar uiterst fijn

Mijn gids bekeek hem en hij zeide

Die moet van een kwezel zijn

’T is heel gemak om dat te weten

Dat ’n kwezel dat strontje heeft gescheten

Omdat ik het papiertje vond

Waar een schietgebed op stond

 

En nu vrienden voor het laatste

Als je behoefte hebt aan kak

Ga dan gewoon naar de w.c. toe

En schijt daar op je dooie gemak

Dan wordt je later nooit verweten

Wat voor stront je hebt gescheten

Ongemalen blauw of bont

Dun geslingerd plat of rond.