INHOUD FEEST
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL

Print pagina

De feesten en partijen van vroeger
Stuur uw bijdrage aan: eindredactie@brabantsdagblad.nl

 

Onmogelijke liefde - een overzicht van liedteksten

Ed Schilders

Met bijdragen van A. Frensen-van de Meer, Harrie Franken, mevr. V.d. Woude,

W. Offermans, C. v.d. Heuvel, mevr. Van Dijk-Slaats, Jos de Vet

 


 

Titels van de opgenomen liedjes:

Twee geliefden; Geliefden; Twee jonggeliefden; Droevig lied van een jeugdig paar; Het graf der twee geliefden; De koopman in Engeland; Een Engels koopman rijk en machtig; Sofia.

 

1. Twee geliefden

 

Naar deze tekst werd gevraagd door Gerty van Oss voor haar moeder.

Het antwoord werd ingezonden (in handschrift, uit het geheugen opgetekend) op 12-01-2006 door mevr. A. Frensen-van de Meer, Rosmalen.

Haar tekst luidt als volgt:

 

Twee geliefde

 

Er was eens een koopman met veel goederen

Hij had een dochtertje Thresia genaamd

Deze verkeerde met de huisknecht toch zo machtig [*]

Zodat de ouders de liefde werden gewaar.

 

Toen hebben ze haar in een kerker geworpen

Om te vergeten die gemene man [*]

Toen hebben ze haar toch zo vreselijk mishandeld

Tot dat het bloed vloeide langs haar lichaam af.

 

Toen heeft zij er een briefje geschreven

Dat door de kinderen aan haar minnaar werd gebracht

En waarin toch zo duidelijk stond te lezen

Ik lieve minnaar ik moet van de wereld af

 

Toen heeft hij er een scheermes genomen

En stak dit in zijn kloek maar moedig hart

Oh slechte ouders je bent de schuld van alles

Leg me nou ook maar bij m’n zoetelief in ’t graf.

 

[*] machtig - hiermee wordt gesuggereerd dat het meisje zwanger is

[*] gemene = gewone

 

Het lied past in de traditie van teksten die gaan over een onmogelijke liefde; klasse- of standsverschil, of verschil in godsdienst is de oorzaak. In alle gevallen kiezen de geliefden voor de dood, en vaak worden de ouders (of een van de ouders) aan het eind verantwoordelijk gehouden en vermaand.

 

2. Geliefden

Uit: Harrie Franken, Kroniek van de Kempen 20, p. 139. Zie daar voor het notenschrift. In dit lied is het geloof de oorzaak van de onmogelijke liefde.

Een bijna identieke versie werd ingezonden door mevrouw Van de Woude (Oirschot) onder de titel Ongelukkige geliefden.

 

Geliefden

 

komt vrienden neemt dit droevig stuk ter harte

wat ik u in 't kort verhalen zal

een droef geval van twee geliefde harten

door ouders dwang gekomen tot den val

een jongeling rondom zijn twintig jaren

kwam daar zijn liefde verklaren

al aan een dochter al van den boerenstand

al in het dorpje Nupoort Nederland

 

een jongeling der ouders braaf geboren

als bakkerknecht tevreden met zijn lot

Cornelia die kwam zijn hart bekoren

zij beminde hem benevens hare god

zij heeft ook hare hand gegeven

om in den trouw met hem te gaan leven

om daar te delen wat de goede god hen gaf

in liefde groot tot aan 't duistere graf

 

zodra de vader deez' had vernomen

dat zijne dochter voor Hendrik liefde draagt

heeft hij Cornelia bij zich doen komen

en heeft hij deez' liefde ondervraagd

hij sprak haar aan met steurse reden

geheel vergramd en ontevreden

zeg mij voor wien ge liefde voedt

of ik sluit u in de kelder met spoed

 

zij viel bedrukt voor haren vader neder

de tranen rolden voor zijn voeten neer

ach dien brave jong'ling ik minde hem zo teer

ik zwoer hem trouw voor god den hemelheer

ach vader hoor mijn droevig klagen

ik heb het u niet durven vragen

maar hier op deez' aard is er geen koningskind

dat buiten hij mijn liefde overwint

 

de vader sprak, durfde gij uw hand te geven

aan een jongeling van 't katholiek geslacht

ge hebt verdiend dat gij voor heel uw leven

verbannen wordt uit d'ouderlijke macht

stel hem dus dadelijk uit uw zinnen

wilt enen anderen jonkman beminnen

of vraagt aan hem ofdat hij af wil staan

't rooms geloof en 't onze te nemen aan

 

hierop ging zij 't aan haar minnaar vragen

en heeft dit zo aan Hendrik verklaard

zij zegt het hem met wenen en klagen

maar Hendrik sprak, Comelia bedaart

geheel mijn bloed wil ik u geven

als is 't op staande voet mijn leven

maar mijn geloof voor heel de wereld niet

veel liever sterf ik van droefheid en verdriet

 

hierop rukt hij zijn kleren los en open

hij toont 'r scapulier der liefde aan

hij vroeg aan haar ofdat hij eens kon hopen

in elk gevaar hem toch te mogen bijstaan

hij riep Maria uitverkoren

getrouwe maagd wil toch aanhoren

en bid opdat ik toch altijd getrouw

op mijn geloof en sterke steenrots bouw

 

Cornelia sprak wat zal mijn vader zeggen

ik durf niet weder tot hem terug te gaan

hij zal mij aan de boeien nederleggen

kom laten wij samen uit vluchten gaan

want ik wil veel liever met u sterven

dan u voor eeuwig moeten derven

hierop namen zij dan tesaam de vlucht

en lieten hunne ouders zitten in 't gezucht

 

wat ontmoeten zij daar op hunne wegen

ene kapel van onze lieve vrouw

hier knielde Hendrik vol eerbied neder

terwijl hij het lieve beeld met dankbaarheid aanschouwt

zij knielde ook naast Hendrik neder

aanbad het lieve beeld dan teder

en god die heeft door hun gebed

voor verdere smart 't lieve paar gered

 

ze hebben hen aan den altaar dood gevonden

ze zaten geknield de handen in elkaar

de bleke dood heeft hun daar beiden verslonden

in de kapel voor gods gewijd altaar

ze zijn met rouwen bitter klagen

tesamen naar het graf gedragen

en iedereen veegde verwonderd aan het graf

veel droevige traan over 't lieve paartje af

 

3. Twee jonggeliefden

Uit: Harrie Franken, Kroniek van de Kempen 19, p. 123. Zie daar voor het notenschrift.

Moeder, pas weduwe, verbiedt om onduidelijke redenen de omgang van haar dochter met een jongen. De jongen gaat in militaire dienst om haar te vergeten. Kan dat niet, en deserteert. Hij doodt zijn meisje en zichzelf met zijn sabel.

 

Twee jonggeliefden

 

twee jonggeliefden beminden zo elkander

zij waren beiden in de fleur van hunnen tijd

zij zworen van elkander nooit te verlaten

nog liever te gaan samen naar de eeuwigheid

 

haar moeder sprak: ik zál het nooit gedogen

uw vader ligt nog maar pas in het graf

nog liever als met hem in de trouw te treden

zie ik u dragen ook naar het graf

 

en 't meske mee droefheid gróót en tranen in de ogen

kwam er te 's avonds bij hare minnaar aan

zij sprak: mijne moeder zal het nooit gedogen

dat wij hier samen zullen trouwen gaan

 

hij sprak: adieu vriendinne gaon ekik u verlaoten

maar ik zal blijven altijd aan u getrouw

adieu vriendinne gaon ekik naar die soldaoten

adieu vriendinne maar maak daarom geen rouw

 

hij engageerde zich dan voor zes jaren

als kanonnier maar met een zwaar gedacht

want hij vond geen rust niet meer bij dag of nachte

hij die altijd aan zijne beminde dacht

 

hij kreeg in 't hoofd van te deserteren

't was bij de nacht verliet hij zijne post

en hij is alzo bij zijne lieve meid gekomen

welk haar 't jonkleven heeft gekost

 

zij was aan de kant bezig mee gras te snijen

sprak hij er: en ach lieve meid 't is mee ons gedaan

want ik vind geen rust niet meer bij dag of nachte

kom Iaat ons samen de wrede dood doorstaan

 

terwijl hij 't bloed van zijne lieve meid zag stromen

viet hij z'ne sabel en doorboorde gans zijn hart

en hij riep: 't is de schuld ja van uwe moeder

dat wij hier sterven van droefheid en van smart

(de laatste twee regels worden herhaald)

 

 

4. Droevig lied van een jeugdig paar, genoteerd door H. Franken in Kroniek van de Kempen 19, p. 123, is een variant op het vorige lied. Ook hier is de moeder weduwe, maar haar weigering wordt nu wel verklaard: het meisje is een ‘rijke boeredochter’, de jongen is ‘voor stand voor haar gemein’. De toedracht is verder hetzelfde.

 

5. Het graf der twee geliefden

Dit lied werd eerder op onze website geplaatst in de versie van W. Offermans (circa 1870)

Hier volgt nogmaals de tekst, zoals getranscribeerd uit het handschrift door Leonie Robroek. Voor meer details, KLIK HIER.

Zie ook nr. 9, hieronder

 

Het graf der twee geliefden

 

Wijze. Wiens Neerlandsch bloed.*

 

1.

Ziet pelgrim ziet gij dezen steen,

Met donker mos begroeid,

Waarop het dalend avondrood

Met purp’ren weerschijn gloeit;

Daar ligt de schoonste maagd van ’t vlek

In ’t aardrijks konden schoot,

En aan haar zij den jongeling

Haar trouw tot aan den dood / bis /

 

2.

Haar rijke vader zag vol trotsch

Op d’eedlen jongeling

Aan wien, met onverdeelb’ren ziel

D’aanminnige Emma hing,

Ik vloek U eeuwig sprak zijn mond

Wordt ge eenmaal Edwins vrouw

En was voor haar gebeden doof

En spotte met haar trouw / bis /

 

3,

Hij spotte tot zij uitgeteerd

Op ’t sterfbed nederzonk,

En ’s levens laatste flikkering

In ’t brekend aanschijn blonk

Toen greep een woeste smart hem aan

Hij staat verstijfd van schrik

En werp zich aan de sponde neêr

Met wanhoop in den blik.

 

4.

Haar jongeling, die toen ’t duister was

Op ’t kerkhof nederzeeg

En ’t licht der maan met bleeke glans

Uit donk’re wolken steeg;

Ach dierb’re Emma zucht hij zacht

Wat blijft nog meer op aard

Niets is er thans nu ik U mis

Zelfs ’t leven mij niets waard / bis /.

 

5.

Dus zucht hij, op haar graf geknield

Met treurig stil geween

En wacheld dan met natten tred

Weer naar zijn woning heên.

Hij kwijnt en teert allengskens* uit,

En zinkt op ’t ziekbed neêr;

En ’t dof gebrom der doodklok meldt

Ook Edwin is niet meer / bis /

 

6.

Nu rust hij, aan zijn Emma’s zij, in

’s aardrijks kouden schoot

Waar hij met haar den glans verbeidt

Van ’t eeuwig morgenrood,

Om dan tezaam, in hemelvreugd,

Voor Gods troon tezaâm;

Strooit pelgrim bloemen op hun graf

En wijdt hun asch een traan. / bis /

 

 

6. De koopman in Engeland

 

Deze tekst werd ingestuurd door mevrouw C. v.d. Heuvel (Vlijmen), gekopieerd uit een liedtekstbundel circa 1955. Hij vertoont veel overeenkomsten met de vorige teksten. Het bijzondere van deze tekst is dat in het voorlaatste couplet de jongeman een list bedenkt om voor de laatste maal bij zijn geliefde te komen.

 

De koopman in Engeland

 

In Engeland woont een koopman rijk en machtig

Die had een dochter Margreet, zo was haar naam

Zij beminde een stalknecht zo trouw en teder

Totdat haar ouders haar liefde werd gewaar.

 

Zij hebben haar toen in een kelder gesmeten,

Een bonden haar toen aan ene ketting vast

Zij hebben haar zo vreselijk geslagen,

Totdat het bloed stroomde van haar lichaam af.

 

Zij heeft toen ene brief geschreven,

Die door twee kinderen naar de minnaar werd gebracht

En in die brief stond duidelijk te lezen:

"O, minnaar ik moet van de wereld af."

 

Hij is terstond naar het Kasteel getreden

Vroeg aan de dienstknecht: "is de juffrouw ook in huis

Ik ben de dokter, ik moet hier binnen wezen.

Ik ben de dokter, ik moet hier binnen zijn."

 

Hij is terstond naar het ledikant getreden,

Hij nam een mes en stak het in zijn jeugdig hart

Hij riep: O God hier rust mijn pand van waarde

Leg mij maar naast mijn zoetlief in het graf."

 

Naschrift van mevrouw C. v.d. Heuvel:

'Wij kennen ook nog een andere versie van het eerste couplet':

Er was 'n koopman die was rijk en machtig

Hij had 'n dochter, haar naam was Lucia

Die had verkering met een arme pachter

Totdat haar vader het ter ore kwam.

 

Variant van Germaine Walburg-Vork:

Mijn opa (1890-1988) zong dit lied regelmatig, ik heb een paar zinnen ervan onthouden, het is iets anders maar ik wil het toch graag doorgeven.

 

In Engeland woonde een koopman, rijk en machtig

Hij had een dochter genaamd Amelia,

Zij beminde de stalknecht, zo teer en krachtig….

Meer weten mijn moeder en ik er niet van, maar dit was zeker het begin zoals mijn opa het zong.

 

7. Een Engels koopman rijk en machtig

 

Harrie Franken heeft in Liederen en dansen uit de Kempen (verkrijgbaar via de boekhandel) twee varianten op deze ‘Engelse’ tekst opgenomen. De eerste noteerde hij in Tilburg onder de titel ‘’. Een mooi detail daarin is dat het meisje de brief aan haar minnaar schrijft met haar eigen bloed. Ook hier bedenkt de jongeman een list ("ik ben een dokter") om bij zijn geliefde te komen, maar deze versie eindigt abrupt, dat wil zeggen, van de dood van het meisje noch de jongen is slechts indirect sprake in de laatste regel: ‘werpt mij maar bij mijn zoetelief in het graf’.

 

8. Sofia

 

De tweede variant heet Sofia, en werd door Franken opgetekend in Duizel. Hier ontbreekt de list: hoe de jongeman bij het sterfbed van zijn geliefde komt, wordt niet verklaard. Het eind geeft een nieuwe dramatische wending te zien: de jongeman doodt zichzelf met een dolk op de begrafenis van het meisje:

Hij heeft terstond zijne dolk genomen

Stak daarmee tot zijn jeugdig hart

Hij sprak o valse ouders ’t is door u gekomen

Leg mij naast mijn zoetlief in het graf.

 

9. Het graf der twee gelieven - bibliografische informatie, ingezonden door Jos de Vet

Uit 'Balladenboek van dr. Tjaard W.R. de Haan.
 
"70. Het graf der twee gelieven. Een tekst van dezelfde prof. B.H. Lulofs, die ook 'Erlkönig' vertaalde en zich niet ontzag zo eenvoudig te zijn als een straatzanger. Voor het eerst, met een motto van Tasso, in de 'Nederlandsche Muzen-Almanak' van 1820. Nadien, zonder auteursnaam, bijvoorbeeld in 'Het Haagsche bosch vol vroolijke zangers'. Ook nog, aan het eind van de eeuw, in deel D van 'De vroolijke liederzanger. Verzameling van in Nederland bekende oude en nieuwe Kermis-, Café-Chantant, Studenten-, Volks- en Feestliederen', een uitgave van de gebrs. E. & M. Cohen. Ook in de volksmond opgevangen, maar nooit meer dan zes dubbel-strofen, o.a. in de Zuidhollandse Waarden. De tekst werd hier en daar gewijzigd. Het begin was bij Lulofs: "Zeg pelgrim, ziet gij dezen 'terp', een woord voor grafheuvel, door de romantici in zwang gebracht. Zo zijn er meer kleinigheden: Lulofs heeft in de laatste strofe "In 's aardrijks 'stillen' schoot". Men zingt het algemeen op de veelgebruikte melodie van het "Wien Neërlands bloed", het officiële Nederlandse volkslied ( tot 1898), een tekst van Hendrik Tollens, met mooie muziek van J.W. Wilms. Een ander zangwijs - naar Deelmans 'Melodiën-Gids', Groningen 1893, -bij F. Coers, 'Liederen
van Groot-Nederland - Verhalende Liederen'.