De
feesten en partijen van vroeger
Stuur uw bijdrage aan:
eindredactie@brabantsdagblad.nl
Adam
en Eva in het aardsparadijs
inzending
Ad van Iersel
Toen Adam in het paradijs alle dieren een
naam had gegeven,
was hij nog een ogenblik met een aap alleen
gebleven.
Nee, sprak d'n aap, ik snap niet dat wij,
onredelijke schepselen zal ik zomaar zeggen,
met zijn tweeen in een hol mogen liggen, en
gij nie nondepie.
Och, sprak Adam, ik heb daar nog met niemand
over willen spreken.
Maar ik heb dat spul al eens meer bekeken,
toen kwam er toch wel de vraag in mijn
brein, of er ook niet voor mij een bijslaap zou zijn.
Want het is wel aardig, apen, konijnen,
bisons en zwijnen, en zeehonden die in de zon
lekker blinken en kangeroe's die op twee
benen hinken, maar zonder jullie te minachten,
daar kan ik geen menselijke redenatie van
verwachten.
Nee, sprak de aap, het is hier niet koud en
ook niet warm,
maar jij loopt wel met je ziel onder je arm.
Die apen blijven toch maar apen , dacht Adam
bij zijn eigen.
Die zouden je potverdomme nog ontevrede
krijgen.
Ik zal er toch eens met de cherubijnen over
praten, willen ze het niet dan moeten ze het maar laten.
En net toen hij wou gaan, kwam daar een
groep cherebijntjes aanzetten met ene ouwe erbij
die natuurlijk op de jonge moest
letten.
Adam nam een aanloop en riep, heedaar ouwe
chefoe, ik heb een serieuze vraag aan oe.
Gij weet toch dat Onze Lieve Heer mij heeft
geschapen,
maar waarom schiep hij wel twee apen, en
maar ene mens nondetju,
ik ben toch niet van hout, wat zegt U.
De cherubijn die schrok en sprak, om zich te
excuseren,
wat wilt ge , wat ik voor U moet boetseren?
Ik wil geene hoop volk , sprak Adam, geen
polonaise aan mijn lijf,
een is genoeg, maar geef me dan potverdomme
een wijf.
De cherubijn krabde eens in zijn haar,
daar waar geen haar meer waar,
Hij zei, o Adam dat speel ik nooit klaar.
Och kom, zei Adam, gij hebt mij toch ook
gemaakt en dat is goed gelukt,
maak toch een wijf, man bende benukt.
Die cherubijn die organiseerde al zijn
krachten en machten
die het allerfijnste soort klei bij hem
brachten.
Om een model te krijgen, nam hij een rib uit
Adam's lijf.
En zo boetseerde hij zo goed als het kon een
goed soort wijf.
Nu liepen ze met der tweeen met die homp
klei in de zon te leuren,
maar het droogde zo hard, dat het begon te
scheuren.
Gauw, riep Adam, roep de schepper dat hij
komt blazen,
die kwam juist optijd, ze hadden gelopen als
hazen.
Den Heer, onze schepper dan, blies over de
klei totdat het begon te leven en toen sprak Hij,
Eva, gij zult uw man onderdanig zijn en
overal vergezellen,
gij zult zijn vijgenblad strijken en zijn
aardappelen schellen.
Adam lag nog met veel pijn in zijn zij, te
rusten in een grasgroene wei.
Maar plotseling riep hij, motdomme wat ziet
mijn oog?
Daar loopt het wijf al en ze is nog niet
droog.
Eva kwam half lopend half zwevend naderbij.
Adam deed alsof hij niets zag maar Ooo wat was hij blij.
Hij begon heel hard, "parle moi dámour",
te zingen,
Je kan begrijpen dat hierdoor alle dieren de
laan uit gingen.
Toen Eva eindelijk wat naderbij gekomen was,
stond Adam op.
Knoopte zijn vijgenblad dicht. ( ze hadden
toen nog geen jassen )
Juffrouw, zei hij, en toen bleef hij steken,
hij kwam er gewoon niet opuit gekeken.
Wel wel , zei Adam, zo'n schone meid en nog
zo jong,
Ik weet nog dat er van jou een stukje aan
mijn hielen hong.
Adam's geluk was zeer groot, laat ik zeggen
volkomen.
Dit was het resultaat van zijn dromen
Maar op een dag, ik dacht het was in
November, beet Eva op een plant en dat was gember.
Dat brande zo hevig op haar tong, dat ze een
appel wou plukken zodat het dan overgong.
Maar nu stond ze net bij de boom waarvan de
Heer had gezegt,
de appels die hieraan groeien zijn voor
jullie te slecht.
Maar lui en gemak vaart niet, ze srekte hand
uit. toen Adam plotseling riep! Nee Eva die niet.
Meiske, daaevan niet, daar mag je niet van
eten dat witte.
Daar schijnt een soort van alcohol in te
zitten.
Waar ge van gaat praten en alles beter als
een ander wilt weten,
ge kunt toch beter van die andere boom eten.
En hier, mijne vrienden, is dan het
werelddrama begonnen,
had Eva haar eigen toen maar bezonnen en op
die andere boom toegetreden,
Dan hadden wij allemaal met een prachtige
CHEVROLET door het paradijs gereden.
Maar Eva aarzelde en hiervan maakte satan
gebruik.
U kent allemaal het spreekwoord van het
water en de kruik, ze luisterde naar
satan's zoet gevlei, ze strekte haar
hand .........en ze was erbij.
Eva, zei satan, laat je eigen niet langer
bedotten,
deze appels groeien hier toch niet om te
laten rotten!
Als je nu eens flink bijt dan weet je pas
hoeveel verstand je hijt.
Eva bekeek de appel eens van de andere kant,
maar satan schudde met de boom en hij lag in haar hand.
Ajakkes, zei Eva, wat ben jij een gemene
hond. Vlug, zei satan, bijten of ik schop je onder je kont.
Nee, zei ze, het is beter als je dat niet
deed, en toen deed ze haar noodlottige beet.
Meteen kwam er een harde windvlaag en die
sloeg onder haar vijgenblad.
Daar stond ze dan, midden in het paradijs in
haar blote gat.
Doch tegelijk ontwaakte in haar de kracht
van de verleidelijke slang,
en ging naar Adam en zei, bijten , je bent
toch niet bang?
Ze zijn als suiker zo zoet en het sap loopt
eruit, en die sukkel had hem direkt in zijn snuit.
En weer kwam er een windvlaag en daar
stonden ze samen.
Adam zei, Heer vergeef het ons, en Eva zei
amen.
Als twee dieven kropen ze onder een bos
bloeiende heesters
en in de ferte hoorde zij de donderende stem
des meesters, die riep
Adam waar bent ge gebleven? Maar hij zei
niets en zat als een riet te beven.
Adam waar zit je? Roep dan toch, zei Eva,
Hij ziet je toch dat weet je.
Adam, riep de Heer, moet gij me aldus voor
mijn goedheid belonen?
Nee, zei Adam per abuis, Eva en ik waren ons
juist aan het verschonen.
Onze Lieve Heer trok zich van deze twee maar
weinig meer aan.
Hij dan ook recht naar de aardsengel Michael
toegegaan.
Die kende zijn plicht, en met zijne
gloeiende slakkensteker, joeg hij ze het paradijs uit dat waszeker.
Toen ze buiten stonden zei Michael, jongens
wachten jullie nog eens even,
ik heb voor jullie nog een boodschap mee te
geven.
Gij wordt niet meer van klei gemaakt maar
gewoon geboren.
En leven doe je niet meer eeuwig, want gij
sterft van tevoren. verders moet lopen en mitipliceren,
optellen en aftrekken moet ge op school maar
gaan leren.
Om je brood te verdienen moet ge naar ik
weet, voortaan druipen van het zweet.
Adam en Eva strompelde als geslagen honden
voort,
ze hadden in geen uren nog een vogeltje meer
gehoort.
Niets, geen zonnenstraal, niets om zich op
te verheugen,
toen Eva zei, die het woord nam, ge zal hier
niks meuge.
Beste vrienden, ik hoop dat dit verhaal had
alle interesse. Het zij gezegt zonder veel vijven of zessen.
De vrouw of de man hebben elkaar hierin
niets te verwijten,
bij zo'n kans willen we allemaal in zo'n
appeltje bijten
|