De ontdekking van
de zoen
Heer Adam lag te
slapen al in het gras
hij lag te
philosopheren hoe schoon het leven was
hij dacht wat is
het heerlijk op deez aard
hij hoefde niet te
tobben wat is de gulden waard.
Hij lag er fijn te
soezen al in de middagzon
want Eva was naar
stad toe om een voorjaarsjapon
de vogels in de
bomen zongen lustig en tevree
en zie daar stapte
Eva heel luchtig uit lijn twee.
Zij vlijde zich
naast hem neder al in het malse gras
en Adam dacht dat
het leven nog eens zo heerlijk was
maar zie daar kwam
gevlogen zacht zoemend een bij
die zacht op Eva's
lipjes wat honing lei.
En Adam nou dat
snap je, die keek er even naar
hij dacht wel
potverdikkie wat doet dat beestje daar
en eindelijk na
een poosje vatte hij moed
en toen was hij
verloren, wat smaakt honing zoet.
Zo is in het grijs
verleden de zoen het eerst ontdekt
het geval is als
de waarheid gestadig uitgelekt
en dat is ook de
oorzaak, dat jong en oud
dat heel de lieve
wereld zo van zoenen houdt.