INHOUD FEEST
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL

Print pagina

De feesten en partijen van vroeger
Stuur uw bijdrage aan: Brabants Dagblad

 

Van sterfbed naar toneel

uit de collectie van Nel Timmermans - transcriptie Ben van de Pol

met rood zijn de plaatsen aangegeven waar de tekst verbeterd is


Van het sterfbed naar het toneel

 

 

Daar ligt zij worstelend met de dood,

Marie haar enigst kind,

't Eenmaal afgebeden pand

Zo teer door hen bemind.

Haar blonde lokken golvend schoon

Zijn van het bloedzweet klam

En 't eens karmijnrood lippenpaar

Is loodblauw, stijf en stram.

 

Mijn God, zo schreit de arme vrouw

En zit aan 't sterfbed neer!

Geen hulp, voor haar mijn enigst kind

Geen hulp, geen redding meer!

Geen hulp, zo roept de vader uit,

Door bittere smart ontzind

Heer, neem mij alles af,

Maar redt mijn enig kind.

 

Maar hoe de droeve moeder krijt

En hoe de vader smeekt,

God eiste het kind voor zich

Hoe ook het hart der ouderen breekt.

't Is gedaan, daar ligt Marie

Op 't bedje roerloos neer,

Marie is gestorven, is niet meer,

't Lichaam keert tot stof,

En 't zieltje tot de Heer.

 

Maar stom door 't opgekropte leed

Zit daar de moeder neer,

Marie gestorven, grote God

En ze minde haar zo teer.

En sprakeloos staat de vader daar,

Aan 't doodsbed van zijn kind,

Zij was eens d'appel van zijn oog,

Hoe had hij haar bemind.

 

Maar rustig ligt de dode daar

Een glimlach op 't gelaat

Alsof zij zegt: ach ween toch niet

Ik leef in beter staat.

Daar slaat een klok; de vader rijst,

Met wanhoop op 't gezicht,

Waarheen? zo vraagt het oog der vrouw,

Dat ze op haar eega richt.

 

Ik moet naar het toneel,

Mij is de beurt, men wacht mij

God ik moet, ik moet spelen,

Met een doorboorde ziel,

Hoe mij 't hart, ook bloedt

Gij moet, en dan Marie!

Ik moet, o vrouw, laat van mij af

'k Moet brood verdienen voor ons bei,

En voor ons kind een graf.

 

Doen lachen moet ik, grote God!

Al breekt mij 't bonzend hart

'k Moet zingen, lachen ik, o God

'k Moet lachen in mijn smart.

O, wat is het lot driedubbel zwaar

Als de armoe is ons deel.

Vaarwel mijn kind, uw vader gaat

Van het sterfbed naar 't toneel.

 

Hij gaat er heen en zingt en lacht

En speelt zijn rol zo goed,

Maar iedere lach doorboort nog meer

Zijn doodsbedroefd gemoed.

En hoe het publiek met handgeklap

Hem jubelend vieren mag

't Is hem, als ziet hij midden in zijn spel

Zijns lievelings brekend oog

 

En als hij zijn coupletten zingt

Vol geest en rijk aan klucht,

Is 't hem als hoort hij keer op keer

Zijn lievelings laatste zucht.

God! was er in die volle zaal

Dan niet een vaderhart

Die riep: Een ander speelt zijn rol

Eerbiedig toch zijn smart.

 

Was er geen enkele moeder daar

Die riep: toont menselijkheid,

Laat hem bij het lijkje van zijn kind

En bij de moeder die zo schreit.

Neen, spelen moest hij, en hij zong

Hij lachte, maar God weet hoe!

En d'engel voor de troon van God

Slaat schaamrood d'ogen toe

En schreef, de handen voor 't gelaat

In Gods gedenkboek neer:

Is dat de mensheid naar het beeld van God?