De
feesten en partijen van vroeger
Stuur uw bijdrage aan:
CuBra
De
preken van Pater Brom
Ingezonden
door Jos de Vet, Jeanne Opsteeg, & Jacob Stroucken
Bijdrage van Jos de Vet - uit een liedschrift ca. 1940
DE
EERSTE PREEK VAN PATER BROM
Ora
et labora is de spreuk die mij tot tekst zal zijn
Maar
vrienden wat praat ik, jullie verstaan geen latijn
Want
bij Sint Jacob met uw hersenen is het akelig geschapen
Ziet
die ezels daar mij eens aan zitten te gapen
Ja,
het is waar wat ik u al zo dikwijls heb gezegd
Je
bent zo dom als een eend, zo de baas, zo de knecht
Ik
wil maar zeggen dat ge wat meer een goed woord moest gaan spreken
En
de knuisten terdege uit de mouw moest gaan steken
Want
jullie armzalige zielen zijn er erg aan toe
En
u luiwammes is het werken moe
Want
je zit liever in "’t Vinkje" bij Pieter Pokdalig
Jouw
vadsig gebroedsel: het werken is zalig
Zei
eens een verstandige Jood
Ik
weet nu zijn naam niet meer, al sloeg hij me dood
Maar
dat weet ik wel dat geen van jullie zo leep is
En
de kerel al dagen en jaren om zeep is
Maar
je zoekt je zaligheid in de drank en het spel
Zeg
jullie ginds op dat achterste bankje, versta je me wel?
Ik
zie het wel ploerten hoe je ginds zit te gapen
Je
zit onder mijn heilige sermoon weer te slapen
Heeroom,
denkt ge, is wat lijpig, hij kan ons hier niet zien
Maar
apen, tot zelfs in de kroeg kan ik je bespiën
Of
dacht je dat ik het niet wist dat je dag en nacht aan het spel je
verslaaft
Des
avonds na achten in plaats dat je aan de pap zoudt gaan zitten
Als
deftige lui zit ge met je troef in je knoken
En
je geeft van je zaken den brui
En
patertje, zegt ge, we mogen ons wel verluchten
En
je zegt niet dat je ze thuis naar de centen laat zuchten
We
jassen en we kiemen, dat onschuldige spel
Wat
zeg je, onschuldig, dat lieg je, versta je me wel
Want
was het om een cent, ik zou zeggen:ge je gang
Maar
dat was een kleinigheid en dat was gangbaar
Maar
zelfs een dubbeltje in de pot, waar duivel moet het heen
En
bleef het bij een dubbeltje, ik zweeg nog
maar
zelfs een kwartje, waar zul je het halen.
Het
was beter dat je er aan dacht hier je plaats te betalen
En
dan denk eens, wat verzuimt ge nu thans
Dat
vloekbare spel u te gansch
Het
is de pest voor je ziel en ’t verderf voor je zaken
Terwijl
je je kiem en je troef zit te maken
Bederft
soms de boter en de room die wordt zuur
En
daarom alleen is de zoetmelksche kaas zo duur
En
door het spel krijgt ge aan je zaken een hekel
En
je werkt zo je eigen in de pekel
En
zowaar ik hier voor je sta word je spoedig den bloed
En
je gaat met je ziel en je lichaam bankroet
Verlaat
dus de kaart en je kiembord, dat vermaan ik
Ge
denkt wel, ’t is weer het oude gezanik
Patertje
is vandaag niet best op zijn dreef
Laat
de oude man maar babbelen, zijn mutsje staat scheef.
Maar
wat denkt ge wel, onchristelijke draken,
Is
het dus mijn plicht jullie ziel te bewaken
Daar
had ge sint Remoldus een man van verstand
Wat
had die aan den drank en het spel niet het land
En
stonden in mijn plaats hier zeven Sint Truien
Die
zouden het u wel een anders beduien
Maar
Patertje, denkt ge, ’t is een ziel, ’t is een bloed
Ik
weet wel, ik ben te gek met jullie armzalig gebroed
Maar
zegt ge, een glaasje, dat hoort bij het spel
Het
is goed voor de kramp en Heeroom pakt ‘m ook wel
Zwijgt
zondaars, een glaasje, wie zou u het beletten
Maar
dat is omdat ge je ziel op de jenever gaat zetten
Maar
ik zal op de smeerpijpen wat beter gaan letten
Jaap
de koster zal ik aan de herberg op den uitkijk gaan zetten
En
wee hem die koster eens proeven laat, hoor
Hij
is een goede geduldige maar soms is hij ook wel eens
Van
het hondje gebeten
Door
hem kom ik al ’t fijne te weten
Doch
pas op of ik zal je vervolgen te zwaard en te vuur
En
je krijgt bij mijn zolen het lapje wat duur
En
jelui die mij zo dikwijls aan ’t hoofd lamenteren
Dat
ik aan je mannen de kroeg zou verleren
Je
bent ook al lieverdjes, je hebt ook al te veel praat
Maar
past op de pot en blijft met je man goede maat
Maar
je zegt: ’t zijn maar brokjes, de meeste
Maar
jelui weet er ook al slordig mee om te gaan
En
dat maakt het om de lorm niet beter (? ? ? ?)
Help
’s avonds wat eerder dat schreeuwlelijk vee van den vloer
Want
het maakt tot laat in de avond een leven van Joost en zijn Moer
Maar
ja, zelfs op de pastorie hoor ik ze balken en blaren
Sla
ze op deze tabberd die kleine Katharen
Ge
helpt met zoo’n leven de mannen al uit ’t humeur
Ze
zoeken hun heil in de kroeg maar jelui zelf jaagt ze uit de deur
Ook
de grotere jongens en meisjes zijn in uw zorg bevolen
Die
rekels hebben uit ’t kippenhok eiers gestolen.
Dus
ouders let op want de kippen is mijn liefhebberij
Maar
ik spreek tegen doven want jelui bent niet beter dan zij
Je
maakt immers zelf zo’n duivelsche sprongen
Naar
’t liedje van de ouden piepen de jongen
We
beleven een tijd, waar moet het toch heen?
Al
preek ik als Brugman ge verstaat geen verstand.
Ge
meent de wereld loopt zo op ’t eind van haar dagen
Nu
zit ge alsof ge van ’t weer zijt geslagen
Nu
wordt ge wel bang is ’t niet waar?
Maar
goede woorden helpen jelui niemendal.
Ge
dwingt me er wel toe om zo te beginnen
Want
met jelui is het moeilijk om garen te spinnen
Ik
zeg het zo dikwijls en ik zeg het ook thans
Ge
leeft er maar als vrolijke Frans.
Wat
was me dat eertijds een vrome gemeente
Maar
wat is het thans? En wee je gebeente
Ik
hou mijn preek ditmaal voor volbracht
Appropos,
’t is November, ik wens jelui
Een
gezegende slacht.
|