Tekst
van Liesbeth de Nijs
De
kleine man
Toen
ik als kind op de wereld kwam
dat
was voorwaar een klucht
De
dokter die schoot in zijn lach
Mijn
moeder liet een zucht
mijn
vader zei, ach lieve Dien
is
dat een kind van mij
ik
hen nog nooit zoiets gezien
dat
ding is veel te klein
refrein
Van
je fififaldera, van je fififaldera
Toen
ik voor ’t eerst naat school toe moest
dat
gaf voor mij een pret
mijn
vader bracht mij weg
ik
werd in de bank gezet
de
meester sprak, jij kleine guit
ik
bind je aan de ljn
want
anders val je de bank nog uit
want
jij bent veel te klein
refrein
Ik
kwam voor de militaire raad
dat
was voor mij een eer
ik
dacht ik behaal de hoogste graad
wanneer
ik citeer
?
maar
toen ik voor de keuring kwam
toen
sprak de kapitein
die
vent kan wel naar huis toe gaan
want
hij is veel te klein
refrein
Toen
ik weer wat ouder werd
toen
ging ik naar de oost
ik
dacht nu maar goed oogepast
dan
krijg ik geen provoost
elk
Chineesje dat ik zie
knijp
ik tot mosterd fijn
maar
toen ik voor de keuring kwam
was
ik weer veels te klein
refrein
Ik
wou laats eens uit wandelen gaan
het
was na het middagmaal
ik
stapte toen met goed fatsoen
in
een geheelonthouders lokaal
ik
wou er aan ’t biljarten gaan
toen
sprak de kastelein
vent
blijf er met je fikken af
want
jij bent veels te klein
Ik
ging laats naar een feestdiner
ik
was er in mijn schik
ik
nam er ook een dame mee
maar
die was veels te dik
ik
trakteerde haar de hele dag
op
koekjes en op wijn
maar
toen ik haar naar huis toe bracht
was
ik weer veels te klein
Ik
zal nu maar naar huis toegaan
en
eindigen met mijn zang
want
hier te staan en niets te doen
dat
duurt mij veels te lang
en
wil je weten hoe ik heet
ik
heet Kootje Kootje Klein
je
weet nu allen hoe ik heet
Ik
heet Kootje Kootje Klein
Tekst
van Ad Custers
Jantje
van IJsselstein
1.
Toen
d’ooievaar mij had gebracht
dat
was voorwaar een klucht.
Eenieder
die schoot in zijn lach,
mijn
pa zei met een zucht:
ach
moeder, moeder, lieve Dien,
is
dat geen kind in schijn?
Zoiets
heb ik nog nooit gezien,
hij
is de helft te klein.
REFREIN:
2
x
En
hedde’m nie gezien, dat hele kleine kereltje
En
hedde’m nie gezien, O ho.
2.
Toen
ik zes jaar oud geworden was
toen
moest ik naar de school.
Mijn
vader bracht mij voor de klas
wat
was me dat een jool.
De
jufrouw zij kwam naar ons toe
en
zei: meneertje Mijn
zeg
neem die dreumes mee naar huis
want
hij is veel te klein.
2x
REFREIN
3.
Toen
ik zestien jaar oud geworden was
toen
wilde-n-ik naar kantoor.
Mijn
moeder sprak: Jan doe het niet,
je
deugt toch nergens voor.
Ik
ging erheen en zei meteen:
ik
wil schrijver zijn
Maar
het was alweer het oude lied
je
bent de helft te klein
2x
REFREIN
4.
Toen
ik nog maar amper 18 was
werd
ik voor de dienst gekeurd.
Ik
wilde strepen op mijn jas
en
dacht: dat’s zo gebeurd.
Ik
kwam ook bij de maatlat staan,
toen
zei de kapitein:
Zeg,
laat die vent naar huis toe gaan
want
hij is veel te klein.
2x
REFREIN
5.
Laatst
was ik op ‘n feestfestijn
daar
had ik toch zo’n schik.
Ik
zat er naast een leuke vrouw
zo
mollig en zo dik.
Ik
trakteerde haar de hele nacht
op
taartjes, bier en wijn.
Maar
toen ik haar naar huis toe bracht
Toen
was hij veel te klein.
2x
REFREIN
6.
Ik
zal nu maar naar huis toe gaan
en
eindigen met mijn lied.
Want
blijf ik hier nog langer staan
veel
groter wordt ik niet.
Dus
zing nu allen nog eens mee,
u
kent nu het refrein.
En
wilt u weten hoe ik heet:
IK
BEN JANTJE van IJSELSTEIN
Nogmaals
2 x het REFREIN |