Koppen teweer
Ed
Schilders
Het lijkt wel of we,
naarmate de viering van de bevrijding naderbij komt, steeds meer
inzendingen krijgen. Vaak zijn dat aanvullingen op eerdere
afleveringen, en die aanvullingen worden opgenomen op onze website
www.cubra.nl. De afgelopen week
waren dat bijvoorbeeld liedteksten over De Grebbeberg, met dit
mooie verzoek als refrein: Koop eens een mandje met bloemen/ En
zet het neer op zijn graf/ Want hier rust een held/ Die op het
Grebbeveld/ Zijn leven voor het vaderland gaf. Mevr. Van Sleeuwen,
Dick in’t Veld, en J. Mol leverden dergelijke Grebbe-bijdragen.
Gerard den Dekker was pas zes of zeven jaar toen hij met een
vrachtwagenchauffeur meereed die de Grebbe had overleefd. Die
chauffeur, bijgenaamd Piet de veldmuis, zong dan luidkeels: Aan de
Grebbeberg zijn gevallen/ Vele jongens van ons vaderland/ Wie had
dat ooit kunnen denken/ dat zij vielen in verradershand/ Dat stuk
verraad is 's NSB-ers daad.
Johan Juurlink,
geboren in 1935, herinnert zich maar al te goed de litanie die we
vorige week bespraken, en waarin Maria, Jezus en Jozef door de
familie De Graaf werden aangeroepen om huis en haard te beschermen
tegen bommen en granaten. ‘Ook bij ons werd die litanie
dagelijks gebeden,’ schrijft Juurlink, en hij denkt dat deze
litanie ontstaan is in het klooster van de Arme Zusters van het
Kindje Jezus in Slagharen.
Maria Altenburg heeft
me een enorme stapel informatie toegestuurd. Een detail daaruit:
‘Mijn schrift met spotliedjes werd in de oorlog verstopt in een
spleet tussen raamkozijn en stenen muur op de zolderkamer. Bij een
opknapbeurt vond een, gelukkig ook anti-Duitse schilder, dit
schrift, en werd het door mijn ouders verbrand.’ Een van de
handgeschreven teksten die mevrouw Altenburg me toezond, heet ‘Grebbeberg’.
En begint zo: Ze stelden hun koppen teweer aan het geweld/ Ze
vochten als kerels, als helden/ De dood greep hun aan in ’t
wildst van de strijd/ hun blikken verstarden, en stervensbereid/
bleef hun lichaam als oogst op de velden. En het derde en laatste
couplet: De strijd ging voorbij en het volk kwam bijeen/ Waar
anderen hun lichamen gaven…/ De tijd ging voorbij, men vergeet
het zo gauw/ Maar omwille der doden, omwille hun trouw/ Vraag ik:
bid op hun droevige graven. De heer J.B. van Mill vertelde me door
de telefoon hoe zijn neef op de Grebbe gewond raakte, en dat hij
‘direct na de bevrijding’ een kijkje is gaan nemen. Op de
Grebbe zag hij de door kogels doorboorde helmen. Hij herinnert
zich, en zingt door de telefoon de regels: ‘Sluimer, sluimer,
sluimer zacht/ Rust maar door, door alle de nacht.
|